dinsdag 22 mei 2018

Blog Eindassessment HazenootRoy

Hieronder het blog dat hoort bij mijn Eindassessment voor de studie journalistiek. Het blog bestaat ook als Word-document en is te vinden in onder meer N@TSchool. Het eerste deel van het blog bestaat uit artikelen die ik heb geschreven om aan te tonen dat ik de volgende competenties bezit: zelfstandigheid, diepgang en complexiteit, diversiteit in genres en doelgroepen, creativiteit en originaliteit. Het laatste deel van het blog bestaat uit een onderzoek waar ik mijn reflecterend vermogen probeer aan te tonen.

Ik wens u veel lees plezier toe.

Roy Hazenoot


Voorwoord

“Je bent wat je eet”, is een gevleugelde uitspraak van diëtisten. Ik zou hem als journalist - en student - willen aanpassen. “Je bent wat je maakt.” Het document dat voor u ligt, is daarvan het anekdotische bewijs.
Ik ben volgens mensen in mijn omgeving een tikkeltje traag, soms wat lang van stof, maar scherp van geest. Bovenal ben ik volgens hen een echte journalist. De gelijkenis tussen maker en het gemaakte is treffend. Mijn portfolio en onderzoek voor het afstuderen kwamen wat traag op gang, zijn uitgebreid en ook precies. Bovendien hoop ik dat dit document van een kwaliteit is die past bij een journalist.  
Ik ben officieel nog een student, hoewel ik mij al jaren niet meer zo voel. Zo’n drie jaar geleden kreeg ik een baan aangeboden bij mijn toenmalige stagebedrijf, het Leidsch Dagblad. In de loop der tijd ben ik opgeklommen van een verslaggever die werd ingezet waar nodig tot redacteur van de gemeente Teylingen, politiek verslaggever en allround journalist. Dus terwijl mijn portfolio en onderzoek voor uw neus liggen en er de facto nog geen einde is gekomen aan mijn studie, heb ik inmiddels aardig wat relevante werkervaring op zak.
Tot zover de procesmatige kant van het ‘je bent want je maakt’. Ook de inhoud – en daar gaat het natuurlijk om – is in de geest van die stelling. Aan de hand van een verscheidenheid aan artikelen wil ik aantonen dat vier jaar Fontys en drie jaar Leidsch Dagblad mij tot een capabele journalist hebben gemaakt.
Het tweede deel van dit document bestaat uit een onderzoek in ons vakgebied. Kranten hebben het moeilijk, internet biedt kansen en creëert bedreigingen en het vakgebied van de hedendaagse journalist is op veel fronten aan veranderingen onderhevig. Deze situatie maakt het interessant om ontwikkelingen te verkennen, visies te verzamelen en zelf een mening te vormen.
Eén van de meest prangende vraagstukken van dit moment is hoe regionale journalistiek zich online moet manifesteren. Ik onderzoek de mogelijkheden en beschrijf de voor- en nadelen voor media, maatscappij en nieuwsconsument.






Inleiding

Heeft de auteur van dit document het niveau van een afgestudeerde journalist en hoe moeten regionale dagbladen zich aanpassen aan de moderne tijd. Dit zijn de twee vraagstukken die in dit rapport centraal staan. Op het oog zijn de onderwerpen niet te verenigingen, toch hebben ze een duidelijk raakvlak in de persoon van degene die wil afstuderen: ik, Roy Hazenoot.
Meerdere artikelen verdeelt over vijf onderwerpen moeten aantonen dat de hierboven geïntroduceerde persoon klaar is voor het werkveld. Onder meer interviews, nieuwsverhalen, recensies en artikelen gebaseerd op onderzoeksjournalistiek gaan de revue passeren.
Sommige artikelen zijn de afgelopen maanden gepubliceerd in het Leidsch Dagblad en andere regionale kranten van de Holland Media Combinatie. Andere verhalen zijn speciaal voor dit document geschreven. Wat de oorsprong ook is, bij elk artikel zit een begeleidend schrijven.
Halverwege dit document verandert de toon, onderwerp, opmaak en manier van schrijven. Achter de portfolio met de vijftien artikelen zit een onderzoek dat zich bezighoudt met het vinden van een antwoord op een belangrijke vraag: moeten regionale kranten nieuws op de website gepersonaliseerd aanbieden?
Het is een veelomvattende vraag die uit meerdere facetten bestaat en verschillende onderwerpen bestrijkt. Hoe personaliseer je nieuws? Waarom zou je dat willen? Wat zijn de gevolgen voor lezer en krant? Wat is technisch mogelijk? Zomaar wat vragen die beantwoord moeten worden voordat een antwoord op de hoofdvraag zich kan aandienen.
Literatuur, experts en een gezonde dosis feitenkennis van ondergetekende geven het onderzoek vorm en bepalen de richting van de antwoorden. Omdat in de opdracht van het onderzoek staat dat de auteur zelf een mening moet vormen en onderbouwen, zal dit zeker gebeuren.



Portfolio

Vijf onderwerpen en in totaal vijftien artikelen vormen de ruggengraat van mijn portfolio. De context wordt, of om in de terminologie van de vorige zin te blijven, de handen en voeten van het document worden in het begeleidend schrijven gegeven.
Elk artikel wordt geïntroduceerd met de overwegingen van de auteur om iets wel of juist niet te doen, de oorsprong/oorzaak/aangever van het nieuws en andere relevante zaken. Ook wordt duidelijk aangegeven welk artikel al eens is gepubliceerd. Alle stukken zijn geschreven door Roy Hazenoot.

Genres

We trappen af met twee vormen die verderop in deze portfolio niet meer gaan voorkomen. Het zijn varianten die ik iets minder vaak (interview met vraag-antwoord) en eigenlijk nooit (recensie) gebruik. Om met dat laatste te beginnen: bij het Leidsch Dagblad hebben we een speciale kunstredactie die boek- en filmrecensies doen. Ik behandel voor mijn werk weleens een boek, maar dan gaat het over het onderwerp en niet over hoe leuk of goed het boek is geschreven.

Interview

Een interview schrijf ik niet vaak uit in een vraag-antwoordmodel. Mijn ervaring is dat je voor die variant een element nodig hebt dat bij dagbladen een schaars goed is: ruimte. Geïnterviewden hebben vaak de neiging om flink uit te weiden waardoor citaten niet altijd woord voor woord op papier kan worden gezet. Omdat ik niet graag rucksichlos hak en plak in citaten parafraseer ik antwoorden liever en leuk ik het artikel hier en daar op met een quote.
Als ik onbeperkte de ruimte hebben, dan zou ik vaker naar het vraag-antwoordmodel grijpen – zeker als de geïnterviewde een begenadigde spreker is met een interessant verhaal. Onlangs heb ik zo’n iemand ontmoet. De Amerikaanse astronaut Scott Kelly was afgelopen januari bij Space Expo in Noordwijk om zijn boek ‘Een jaar in de ruimte’ te promoten.
Dit is zo’n moment dat je blij bent dat je een journalist bent. Je krijgt de gelegenheid om met een bijzonder iemand te praten (voor een ruimtegekkie als ik was dit een fantastische kans om een ruimtepionier te ontmoeten).
NOS, Telegraaf, AD, Kijk, wie was er eigenlijk niet? Nou, een collega van mij die over Noordwijk gaat in ieder geval niet. De promotiedag viel op een zaterdag en hij had iets beters te doen. Toen ik daar lucht van kreeg, heb ik het onderwerp direct opgeëist.
In alle regionale kranten die aangesloten zijn bij de Holland Media Combinatie verscheen die maandag een artikel van mijn hand over Kelly. De eerste paar alinea’s waren hetzelfde als onderstaand artikel, maar de twee stukken verschillen van opzet. Ik had maar plek voor een woordje of 500/600 omdat er ruimte moest overblijven voor een ‘dragende plaat’ op de spread. Hierdoor kon ik niet, gevoelsmatig, echt de diepte in.
Veel materiaal bleef over en eigenlijk had ik er liever een leuke vraag-antwoord van gemaakt. Gelukkig bestaat er zoiets als een afstudeer portfolio en kon ik hem alsnog kwijt. Het is een artikel geworden die zo in het wetenschappelijke tijdschrift Quest had kunnen staan.



Artikel:
‘Een jaar in de ruimte verblijven is een erg dom idee’
Noordwijk - "De eerste dag, vlak nadat ik de capsule uitvloog en het ruimtestation binnenkwam, vond ik het eigenlijk een erg dom idee om hier een jaar te verblijven", zegt voormalig astronaut Scott Kelly (53). Geen Amerikaan verbleef langer in de ruimte dan hij. Zaterdag was hij in Nederland om zijn boek 'Een jaar in de ruimte' te promoten en nam hij bij Space Expo in Noordwijk de tijd om met fans en journalisten over zijn avonturen te praten.
Iets eerder op de dag die Kelly beschrijft, vrijdag 27 maart 2015, werd hij vanaf de Kazachse steppen met twee Russische kosmonauten in een Sojoezraket de ruimte ingeschoten. Het vijftig meter hoge gevaarte, met in de top de Sojoezcapsule met de drie waaghalzen, maakte snel vaart.
Binnen een minuut werd de geluidssnelheid gehaald. De raket, die van oorsprong is ontworpen om atoombommen op Amerika en Europa los te laten, schoot richting het internationaal ruimtestation ISS. Het bouwsel is een knap staaltje menselijk vernuft en het resultaat van, zoals Kelly het noemt, 'de grootste vreedzame internationale samenwerking in de geschiedenis'.
Sinds 2000 wordt het zwevende onderzoekscentrum permanent bewoond. Mensen uit allerlei landen, zo ook André Kuipers (Kelly: 'de knappe kale man die op mij lijkt') uit Nederland, verblijven om beurten en niet langer dan zes maanden in het ISS.
Omdat het de bedoeling is binnen enkele decennia naar Mars af te reizen, moeten langere verblijven in de ruimte worden onderzocht. Onze rode buurplaneet ligt namelijk op zo'n driekwart jaar vliegen. Kelly deed daarom mee aan een gewaagde proef. Niet de gebruikelijke zes maar twaalf maanden heeft hij voor onderzoek boven het aardoppervlak gezweefd. Nu hij weer is gesetteld op aarde is het tijd voor een terugblik met de Amerikaan op zijn ruimtereis. 

Vond u het naast dom ook eng om een jaar lang in de ruimte te verblijven?
"Absoluut. Ik ben bang voor zaken waar ik geen controle over heb. In de ruimte zijn dat er nogal veel. Het is bovendien best gevaarlijk daarboven. Ik heb een brand meegemaakt in het ISS. Hij was niet groot, maar wel eng. Je kan niet vluchten en natuurlijk ook niet de brandweer bellen. Je moet het zelf regelen. Gelukkig liep het goed af.
Een ander probleem is ruimtepuin. Overblijfselen van satellieten schieten met tienduizenden kilometers per uur voorbij. Mijn collega’s en ik kregen een keer een alarm uit Houston (daar zit de vluchtleiding van NASA, red.) dat binnen twee uur een oude Russische satelliet gevaarlijk dichtbij het ruimtestation zou komen. Wij vlogen met 28.000 kilometer per uur door de ruimte en de satelliet vloog ons met 17.000 kilometer per uur tegemoet. De energie die vrij zou komen bij een botsing is vergelijkbaar met een kernbomexplosie. Gelukkig passeerde de kunstmaan ons.
Het grootste gevaar schuilt echter in de kleine deeltjes. Als ik mijn ogen dicht deed, zag ik allemaal lichtflitsen. Dat is ruimtestraling die door mijn hoofd schoot. Dat kan gevaarlijk zijn en op latere leeftijd kanker veroorzaken. Ik hoop dat ik er geen last van krijg."

Waarom durft u zo’n risico te nemen?
“De ruimte is onze toekomst. Al wil de menselijke beschaving doorgroeien dan moeten mensen in de ruimte kunnen leven en werken. We moeten uiteindelijk ook naar planeet Mars afreizen, maar we weten niet precies wat er met het menselijk lichaam gebeurt als we er langer blijven. Dat moet worden onderzocht.
Ik heb in het ISS veel proeven gedaan. Ook mijn eigen lichaam was en is onderdeel van het onderzoek. De veranderingen die mijn lijf in de ruimte hebben doorgemaakt zijn goed te vergelijken met mijn broer die op aarde bleef. Tot aan mijn dood zullen artsen mij blijven onderzoeken om te achterhalen hoe gevaarlijk een langdurig verblijf in de ruimte daadwerkelijk is.”

De resultaten van het onderzoek zijn nog niet bekend. De (tijdelijke) impact van twaalf maanden geen zwaartekracht is in ieder geval groot op het lichaam. Toen Kelly in 2016 weer op aarde kwam, kon hij nauwelijks lopen, waren zijn botten geslonken, had zijn hart aan kracht ingeboet en moest hij acht maanden revalideren om zich weer enigszins normaal te voelen.

Waren er naast fysieke hinder ook mentale ongemakken?
 "Ja zeker.”

Waar doelt u op?
“Als je in de ruimte bent, mis je aarde en als je op aarde bent, mis je de ruimte. Het was lastig om mijn familie een jaar lang niet te zien. Regen, wind en een warme zon, al dat soort zaken ontbreken. En er is meer. Ruimtevoedsel is bijvoorbeeld niet geweldig, maar voldoet. Het grootste gemis in de ruimte is dat je niet meer rustig aan tafel met je familie kunt eten, waar je niet hoeft op te letten of je lepel wegdrijft.''

Veel astronauten maken zich zorgen over onze planeet nadat ze in de ruimte zijn geweest. Het zogeheten ‘overview effect’. Ervaart u dat ook zo?
“Ja, ik heb dat ook.”

Hoe komt dat?
“Je kan luchtvervuiling, overstromingen en bosbranden goed zien vanuit de ruimte. Vandaar dat veel astronauten, en ik dus ook, klimaatbewust worden. De ozonlaag is een hele dunne schil die om de aarde heen hangt en leven op onze planeet heeft mogelijk gemaakt. Daar moeten we zuinig mee omgaan.”

Ik heb gehoord dat u een pacifist bent geworden. Hoe komt dat?
“En dat terwijl ik een testpiloot in het leger ben geweest. Haha”

Dat is best vreemd, toch?
“Als je honderden kilometers boven het aardoppervlak zweeft, zie je geen landsgrenzen. Je ziet alleen natuurlijke obstakels als bergketens, rivieren en oceanen. Dat mensen vechten om hun zelfbedachte grenzen vind ik vreemd. Wij mensen vergeten te vaak dat we maar één huis hebben: de aarde.”
De ruimtereis die Kelly heeft gemaakt, heeft een bemande missie naar de rode planeet weer iets dichterbij gebracht. De Amerikaanse ruimtevaartorganisatie NASA verwacht in 2033 naar de buurman van de aarde af te reizen en het ruimtevaartbedrijf van Elon Musk, SpaceX, wil in 2025 al een poging wagen.

Bent u ook wel in voor zo’n tripje?
"Of ik zelf naar Mars zou willen? Ja, natuurlijk. Zolang het maar geen enkeltje is."
Einde artikel

 

Recensie

Er bestaan van die dingen die je niet erg, of misschien zelfs leuk vind om te doen, maar die je eigenlijk nooit doet. Recensies schrijven is voor mij zo’n ding. Ik lees graag boeken, ik zie veel films en heb ik een uitgesproken mening. De ideale combinatie om als recensist door het leven te gaan. Maar helaas, ik doe veel dingen bij het Leidsch Dagblad, maar recensies schrijven is daar niet een van.
Om te kunnen aantonen dat ik het niveau van een afgestudeerde journalist heb en dus de vaardigheid moet hebben met verschillende genres uit de voeten te kunnen, ben ik zo vrij geweest om een recensie te schrijven.
Ik heb hiervoor het boek van Scott Kelly gebruikt – die las ik toevallig toen ik besloot een recensie in mijn portfolio bij te voegen. Het doel van mijn recensie is dat de lezer snapt hoe het boek in elkaar steekt en dat hij voor zichzelf een afweging kan maken het boek wel of niet te kopen.
Ik schrijf voor het Leidsch Dagblad veel (kleine) columns dus ik ben gewend mijn mening te geven in de krant. In het begin vond ik dat lastig te verenigen met mijn neutrale houding die ik me als journalist had aangeleerd. Al had ik deze ervaring niet, dan had het schrijven van de onderstaande recensie een stuk lastiger gevonden.

Artikel:
**** Vier uit vijf sterren

340 dagen zonder gewicht,  400 experimenten in het ISS, 10.880 zonsopkomsten en 231.498.542 afgelegde kilometers. De achterflap van het boek ‘Een jaar in de ruimte’ van de Amerikaanse astronaut Scott Kelly laat mensen duizelen van de getallen. De opgesomde cijfers moeten laten zien dat Kelly een bijzonder avontuur heeft beleefd. Gelukkig weet de Amerikaanse astronaut aan de binnenkant van het boek het exceptionele van zijn leven en werk ook zonder getallen te vertolken.
In ‘Een jaar in de ruimte’ worden twee verhalen verteld. De helft van de vierhonderd pagina’s tellende boek gaat over, zoals de titel verklapt, over zijn eenjarig verblijf in het internationale ruimtestation ISS en de andere helft over de weg die hij heeft bewandeld om er te komen, zijn carrière.
Beide verhalen zijn chronologisch door het boek verweven. Het ruimteverhaal begint bij de dag dat hij met veel explosief geweld de ruimte in wordt geschoten en eindigt met de harde landing van de ruimtecapsule op de Kazachse steppen 340 dagen later. Beschrijvingen over dagelijkse beslommeringen en levensgevaarlijke momenten in de ruimte worden afgewisseld met  autobiografische passages.
Doordat Kelly een beschouwend type is en een luchtige en soms ook grappige kijk op het leven heeft, is de reis door Kelly’s verleden en ruimteverblijf voor de lezer leuk om te volgen.
Het is bijzonder hoe nauwkeurig Amerikaanse astronaut de ingewikkelde en technische taken die hij op het ISS moest doen, herinnert. Van een bout aandraaien om de ammoniakstroom voor de koeling te regelen tot het compleet demonteren en vervolgens repareren van het toilet aan boord van het ruimteschip. “Zonder wc gaan we dood’’, aldus Kelly.
Kelly legt veel uit zonder over te komen als een zeurderige en saaie leraar. De technische informatie die in het boek aan bod komt, is noodzakelijk om ruimtefanaten en techneuten als lezers binnen boord te houden en blijft gelijktijdig simpel genoeg zodat de leek het ook nog kan volgen. De balans heeft Kelly met coauteur Margaret Lazarus Dean knap gevonden.

Het autobiografische gedeelte van het boek is een peptalk voor pubers, jongvolwassenen en anderen die nog niet weten wat ze met hun leven aan moeten. Kelly schrijft tot in detail hoe hij zijn roeping op zijn achttiende heeft gevonden. Een boek over het gevaarlijke leven van straaljagerpiloten, The Right Stuff van Tom Wolfe, was voor hem verantwoordelijk om hem te doen transformeren van een vervelend puberjoch tot de beste student van zijn klas, talentvolle straaljagerpiloot en uiteindelijk tot de man die van alle Amerikanen het langst in de ruimte heeft gezeten.
Met zijn eigen verleden in het achterhoofd (en de belangrijke rol die The Right Stuff daarin heeft gespeeld) heeft Kelly zijn boek geschreven. Nu zijn eigen carrière als piloot en ruimtereiziger ten einde loopt, hoopt hij dat ‘Een jaar in de ruimte’ de volgende generatie motiveert in de cockpit van een straaljager of ruimtecapsule te stappen. Net zoals hij dertig jaar geleden besloot iets van zijn leven te maken.
Einde artikel





Doelgroepdenken

Mijn grootste valkuil is het aantonen dat ik voor verschillende doelgroepen kan schrijven. Ik heb namelijk wel meer dan vijfhonderd artikelen geschreven, maar die waren voor een en dezelfde doelgroep bedoeld: de 50-plusser die een regionaal dagblad leest. Ik herken en erken deze zwakte.
Engelse woorden zijn uit den boze, de meesten artikel gaan niet heel ver de diepte in en we leggen nog net niet uit wat het internet is. Gechargeerd zijn dit regels die ik in mijn achterhoofd houd als ik voor het Leidsch Dagblad schrijf.
Dus wat wil ik graag laten zien: ik kan een onderwerp op twee manieren brengen voor twee verschillende lezersgroepen. In dit geval de krantenlezer en de sportfanaat die van roeien en zeilen houdt en een abonnement heeft op bijvoorbeeld een roeiblad.

De krantenlezer

Artikel in het Leidsch Dagblad medio 2017. De geïnterviewde, Mark Slats, wil van Europa naar Amerika roeien. Een voornemen dat ik niet kan bevatten. En met mij veel collega’s niet. Ik werd op het spoor van Slats gebracht door mijn redactiechef. Zij had via via gehoord over een man die vaak over de Kagerplassen in Warmond (dorp dat in het gebied ligt waar ik over schrijf) roeit om aan een gek avontuur te beginnen. Ik had geen huisadres of kennis over de haven waar de boot zou kunnen liggen. Wel had ik zijn naam en gelukkig bestaat Facebook. De waaghals bleek is Wassenaar te wonen en open te staan voor een interview.

Artikel:
[intro] Van Europa naar Amerika varen. Sinds de succesvolle poging van Christoffel Columbus in 1492 zijn Europeanen op vele manieren de Atlantische Oceaan overgestoken. Eerst met zeilboten en later met stoomschepen werd de reis van vijfduizend kilometer afgelegd. Dat het anders kan, wil de 40-jarige Mark Slats uit Wassenaar bewijzen. Met een roeiboot wil hij de tocht in 49 dagen afleggen. Een wereldrecord moet het worden.

[kop] Roeien, roeien en nog eens roeien

[artikel] Wassenaar - Niks is Mark Slats uit Wassenaar te gek. Een rondje om de wereld zeilen? Prima. De kickbokskampioen van Australië worden? Geen probleem. Een goed lopend timmerbedrijf beginnen? Waarom niet? Uitdagingen, daar gaat het Slats om. In december begint zijn meest uitdagende project ooit: in zijn eentje van Europa naar Amerika roeien - in recordtijd als het even meezit.
Houten planken en gereedschap liggen door elkaar in de rommelige werkplaats van Slats in Wassenaar. Halverwege de langwerpige ruimte hangt een oude wasbak tegen de muur. Daartegenover hangt een poster van een schaars geklede dame. Hier zijn mannen aan het werk, schreeuwt het interieur van het timmermansbedrijf.
Maar nu even niet. Op een boomlange en breedgeschouderde vent na is het uitgestorven. De werknemers van Slats zijn elders een villa aan het verbouwen. "Kom, we gaan hiernaast even kijken", zegt de Wassenaarder enthousiast. De ruimte naast zijn werkplaats zit op een huurder te wachten. Tot het zover is, mag Slats van de eigenaar daar, zoals hij de boot noemt, zijn 'pareltje' stallen.
Middenin de ruimte staat op een trailer een witte, sigaarvormige boot met aan weerszijden roeiriemen die in ruste zijn. "Hiermee gaat het gebeuren", zegt hij. Zoals een dierenvriend naar een puppy kijkt, kijkt Slats naar zijn boot. Verliefd, zou je kunnen zeggen.
Repareren
Zijn fascinatie voor het witte gevaarte is niet vreemd. Het moet zijn doel verwezenlijken en is het enige dat hem tegen de zware elementen op zee kan beschermen. Op het omhulsel van kunststof na, bouwt hij de boot zelf. "Dat is belangrijk, want als ik op de oceaan problemen krijg, moet ik weten waar alles zit, zodat ik het zelf kan repareren."
De romp komt uit Engeland. Onlangs moest hij zijn vaartuig ophalen. Een mooie training, vond hij. "Ik ben met mijn ouders meegereden naar Engeland. Ik ben daar op de boot gestapt en gaan terugroeien naar Nederland. Mijn ouders zijn met de lege trailer teruggereden. Ik dacht: ik ga echt niet terugrijden, dat is zonde."
Tien keer de afstand van Amsterdam naar Parijs, zo'n vijfduizend kilometer, wil Slats in vijftig dagen afleggen om in de Nieuwe Wereld terecht te komen. "Het liefst korter", zegt hij er snel bij. "Ik wil minimaal honderd kilometer per dag roeien. Het wereldrecord ligt op 49 dagen en 11 uur. De dokters zeggen dat het fysiek mogelijk is. Ik heb geluk met mijn lichaam. Genetisch zit het goed in elkaar."
Trainen
De Wassenaarder mag dan wel gezegend zijn met zijn lichaam, dankzij hard trainen haalt hij het maximale eruit. "Mijn leven is op dit moment een grote chaos. Ik train ongelofelijk veel, maar moet daarbij ook nog een bedrijf runnen en de boot afmaken."
Veel doen in weinig tijd, lijkt het motto van Slats te zijn. "Je leeft maar een keer. Ik wil alles eruit halen. Met mijn moeder gaat het slecht. Ze heeft longkanker. Daarom wil ik nu nog meer uit het leven halen."
Slats denkt dat hij een goede kans maakt om het wereldrecord aan te scherpen. "Er zitten een hoop cowboys in het vak. Die gaan gewoon een richting oproeien en zien het dan wel. Maar het is belangrijk om een goede koers te bepalen. Je moet de omstandigheden in de gaten houden. Soms is het beter om 50 kilometer om te varen, zodat je in de juiste stroming terecht komt en 75 kilometer winst pakt."
"Of het gevaarlijk is? Ik denk dat het meevalt. De boot is namelijk zo gemaakt dat hij eigenlijk niet kan zinken. Het grootste probleem is als je medisch iets overkomt, een hartaanval of zo. Midden op de oceaan is het namelijk even wachten op hulp", zegt Slats koeltjes.
"Het is jammer dat mensen denken dat het gevaarlijk is. Het schrikt sponsors af. Terwijl het mooi is om je als bedrijf aan dit project te verbinden. Bovendien, als er iets misgaat, ben je niet zomaar dood. Het is niet het einde."
Zijn aspiraties om de oceaan over te roeien, maken het runnen van zijn bedrijf lastig. Gelukkig kan hij rekenen op medewerkers die pal achter hem staan. "Ik heb met ze afgesproken dat ik drie dagen niet kan werken omdat ik dan train. De andere vier dagen zet ik me vol in het voor het bedrijf."
Het project kost in totaal 100.000 euro. Tot dusver heeft Slats veel eigen geld ingelegd, maar hij hoopt nog wat sponsors aan te trekken. "Het duurt nog even voordat de wedstrijd begint, dus ik verwacht dat het goed komt."
En wat gaat Slats gaan doen als de oversteek van Canarische eilanden naar de Caraïben is afgerond? "Ik wil graag een keer aan de zwaarste rally van de wereld meedoen: de Dakar Rally. Op de zwaarst mogelijke manier. Niet in een vrachtwagen of auto, maar op de motor."
Einde artikel

De sportfanaat

Het mooie van deze zaak is dat het onderwerp (5000 kilometer non-stop roeien) bizar is en de geïnterviewde een toegankelijk, vriendelijk en een veel pratende man is. Waar je bij sommige mensen de antwoorden uit ze moet trekken, daar geeft Slats al antwoorden op vragen die je nog niet eens hebt gesteld. Als journalist is dit een feestje.
Als journalist is dit ook een moment dat je aan de vaardigheid ‘keuzes maken’ kan werken. Normaal gesproken verwerk ik, pak ‘m beet, twintig procent van de verzamelde informatie in een artikel. Bij Slats was de tsunami aan informatie zo groot dat ik niet eens een tiende van de informatie in mijn toch al grote artikel voor het Leidsch Dagblad kon gebruiken.
Genoeg stof voor ook nog een heel ander verhaal. Een artikel die bijvoorbeeld voor de doelgroep van het sportblad Roei! Interessant zou kunnen zijn. Een verhaal over het project en alles waar daarbij komt kijken en waar Slats rekening mee moet houden.
Voor het vakblad heb ik besloten meer details in het verhaal te verwerken en de sferische elementen achterwegen te laten. Het gaat per slot van rekening over de oversteek en niet over hoe zijn timmermansbedrijf er van binnen uitziet.
Voor het artikel van het LD koos ik juist wel sferische elementen voor. Ik wilde de lezer meenemen in de chaos (Slats is een beetje verstrooid, denk ik) die ik daar aantrof. Alsof de lezer zelf bij het bedrijf van Slats naar binnen stapt en een persoonlijke rondleiding van de Wassenaarse waaghals kreeg.
Bij het onderstaande artikel voor het sportblad mikte ik op de inhoud en niet op de sfeer van ‘zie je doodnormale dorpsgenoot eens een gek plan hebben’. Een bijkomend voordeel van een artikel in een vakblad ten op zichten van de krant is dat je veel meer ruimte hebt om uit te weiden. Die ruimte heb ik mezelf dan ook gegund. Het tweede verhaal is daarom nog een stuk groter dan het oorspronkelijke verhaal in het LD.

Artikel:
Waaghals wil van Europa naar Amerika roeien
Vijfduizend kilometer oceaan scheidt Europa van Amerika. Een niet te overbruggen obstakel zonder het gebruik van zeilen of een motor, is de logische gedachte. Niets is minder waar, beweert Mark Slats (40) uit Wassenaar. De waaghals die in het dagelijkse leven een timmerman is, is van plan om zonder tussenstops de Atlantische Oceaan over te roeien.
Zijn reis brengt hem van de Canarische Eilanden bij Afrika naar het Caribische eiland Antigua in de buurt van de Zuid-Amerikaanse kust. Globaal gezien niet ver van de eilanden Sint-Maarten en Sint-Eustatius. In totaal wagen 28 deelnemers zich aan de overtocht van wie zes in dezelfde eenpersoonsklasse als Slats. "Het is lastig inschatten wat mijn winkans is - ik gok 30 procent."
In december gaat het avontuur beginnen: de Talisker Whiskey Atlantic Challenge. De apotheose van een jaar aan voorbereidingen. De sportman heeft de voorbije maanden rare capriolen moeten uithalen om mee te kunnen doen aan de race. Niet alleen moest hij zijn timmermansbedrijf met een dozijn personeel draaiende houden, hij moest ook tientallen uren per week trainen om in vorm te komen en 100.000 euro bij elkaar sprokkelen om de race te kunnen bekostigen. "Het is gelukt", zegt Slats tevreden. "Mijn bedrijf is tijdens de oversteek in goede handen, ik ben op mijn sterkst en ik heb om aan het geld te komen op het laatst nog een huis gekocht, opgeknapt en weer verkocht."
Middenin de ruimte staat op een trailer een witte, sigaarvormige boot met aan weerszijden roeiriemen die in ruste zijn. "Hiermee gaat het gebeuren", zegt hij. Zoals een dierenvriend naar een puppy kijkt, kijkt Slats naar zijn boot. Verliefd, zou je kunnen zeggen.
Repareren
Zijn fascinatie met het witte gevaarte is niet vreemd. Het moet zijn doel verwezenlijken en is het enige dat hem tegen de zware elementen op zee kan beschermen. Op het omhulsel van kunststof na, bouwt hij de boot zelf. "Dat is belangrijk, want als ik op de oceaan problemen krijg, moet ik weten waar alles zit zodat ik het zelf kan repareren."
Onlangs moest hij zijn vaartuig in Engeland, waar de romp is gemaakt, ophalen. Een mooie training, vond hij. "Ik ben met mijn ouders meegereden naar Engeland. Ik ben daar op de boot gestapt en gaan terugroeien naar Nederland. Mijn ouders zijn met de lege trailer teruggereden. Ik dacht: ik ga echt niet terugrijden, dat is zonde."
Tien keer de afstand van Amsterdam naar Parijs, zo'n vijfduizend kilometer, wil Slats in vijftig dagen afleggen om in de Nieuwe Wereld terecht te komen. "Het liefst korter", zegt hij er snel bij. "Ik wil minimaal honderd kilometer per dag roeien. Het wereldrecord ligt op 49 dagen en 11 uur. De dokters zeggen dat het fysiek mogelijk is. Ik heb geluk met mijn lichaam. Genetisch zit het goed in elkaar."
Trainen
De Wassenaarder mag dan wel gezegend zijn met zijn lichaam, dankzij hard trainen haalt hij het maximale eruit. "Mijn leven is op dit moment een grote chaos. Ik train ongelofelijk veel, maar moet daarbij ook nog een bedrijf runnen en de boot afmaken."
Slats denkt dat hij een goede kans maakt om het wereldrecord aan te scherpen. "Er zitten een hoop cowboys in het vak. Die gaan gewoon een richting oproeien en zien het dan wel. Maar het is belangrijk om een goede koers te bepalen. Je moet de omstandigheden in de gaten houden. Soms is het beter om 50 kilometer om te varen, zodat je in de juiste stroming terecht komt en 75 kilometer winst pakt."
Slats doet alles om zijn droom te doen slagen. Hij moet en zal het wereldrecord aanscherpen. Voordat het zover is, moet hij eerst in de Cariben aankomen en onderweg zijn tegenstanders zien te verslaan. "Hier vlak naast me staat een Ier. Een voormalige rugbyspeler, geloof ik. Echt een beer van een vent", beschrijft Slats zijn concurrent door de telefoon vanaf de Canarische Eilanden. "Die man is echt zo groot, niet normaal. Als onderweg zijn peddel breekt, roeit hij gewoon met zijn handen verder. Zo'n vent. Verder zitten er een hoop cowboys in het vak. Die gaan gewoon een richting oproeien en zien het dan wel. Maar het is belangrijk om een goede koers te bepalen. Je moet de omstandigheden in de gaten houden. Soms is het beter om 50 kilometer om te varen, zodat je in de juiste stroming terecht komt en 75 kilometer winst pakt."
Titanic
De Wassenaarder is van mening dat zijn bijzondere avontuur niet gevaarlijk is. "Het grootste gevaar loert bij de eilanden. Dan kan je tegen de rotsen knallen. Maar door de sterke wind waaien we zo het water op. Midden op de oceaan zit je goed." Slats durft zelfs een uitspraak aan die sinds het zinken van de Titanic in 1912 niet meer is gehoord. "Mijn boot is onzinkbaar", zegt hij vol vertrouwen. "Hij bestaat uit meerdere compartimenten. Al word je door een vrachtschip overvaren of beland je in een storm, die boot zinkt niet."
Aan zijn vaartuig ligt het dus niet. "Ik maak me alleen zorgen om kleine maar pijnlijke lichamelijke kwalen, zoals zweren op m'n billen. Het grootste probleem is als je medisch iets overkomt, een hartaanval of zo. Midden op de oceaan is het namelijk even wachten op hulp", zegt Slats koeltjes. De recordpoging kan volgens de sportman in het water vallen als de condities op zee tegenvallen. "Alles hangt af van het weer. Als ik een week tegenwind heb, dan ben ik niet binnen 49 dagen aan de overkant."
Hazenslaapjes
Als hij de wind tegen krijgt, gooit hij een para-anker, een soort parachute, over de voorkant van zijn boot uit. Dat moet voorkomen dat hij afdrijft. Zeker als hij slaapt moet hij daarop letten. Hij roeit dagelijks zes sessies van drie uur inclusief een kwartier rust per etappe. De overig zes uur besteedt hij aan hazenslaapjes. Elke twintig minuten gaat zijn wekker zodat hij kan kijken of alles nog goed gaat. Tussendoor moet hij zo veel als mogelijk zien te eten.
Afhankelijk van het weer gaat de race in de tweede week van december van start en om het wereldrecord te verbeteren moet hij voor eind januari de overkant van de Atlantische Oceaan aantikken.
Zichzelf uitdagen, daar draait het bij de Wassenaarder om. "Ik doe dit ook om anderen te inspireren. Om te laten zien dat als je iets wil, je het ook kan." Daarnaast probeert Slats via zijn initiatief Row4Cancer geld op te halen voor een project van het Antonie van Leeuwenhoekziekenhuis om kankermedicijnen betaalbaarder te maken. Sinds zijn moeder longkanker heeft, weet hij wat een behandeling kost. "Echt schandalig gewoon."
Einde artikel




Politiek en maatschappij

Meer had een e-mail die deze decemberochtend in het postvak van het Leidsch Dagblad verscheen niet om het lijf. De tipgever ken ik, maar wil vanwege zijn beroep niet in de krant. Wel maakt hij het me makkelijk met de gegeven link. Het zal het startpunt vormen van een tiental artikelen over boze raadsleden, vaag gedoe, boze huurders en damage control door bestuurders. Om niet mijn hele portfolio vol te gooien met verhalen over dit onderweg, heb ik er ‘maar’ vier geselecteerd.
Omdat elk artikel op zichzelf staand moet kunnen worden gelezen, bestaat de kans dat de herhaling in de stukken, nu ze achter elkaar staan, als vervelend wordt ervaren. Mijn excuses daarvoor.

Het begin

Nog niet wetende dat deze zaak zo uit hand zou lopen stuur ik even na een uur ’s middags een stel vragen naar de woordvoerder van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. Mijn doel op dat moment is het een en ander voor mezelf duidelijk te maken. Het bericht op de site van het ministerie roept namelijk een hoop vragen op.
“Dag Rinske,

Vragen:
-Wat houdt verscherpt toezicht concreet in?
-Als 1 april het herstelplan niet voldoende blijkt te zijn, wat zijn dan de consequenties? 
-Waarop wordt het herstelplan getoetst? Anders gezegd: wat is nodig om de situatie te verbeteren?
-RvC heeft in een brief toegelicht wat de zorgen omtrent interactie tussen de RvC en bestuurder zijn. Wat zijn die zorgen?
-Kan ik de brief ontvangen?

Alvast bedankt voor de beantwoording.

Met vriendelijke groet,

Roy Hazenoot”
Ondertussen spoor ik via een werknemer van de woonstichting, die ik eerder voor een andere zaak heb gesprokenen, de directeur op. Hij is bereid mij te woord te staan, maar zoals duidelijk wordt uit onderstaand stuk, word ik er niet veel wijzer van. Ik heb een hekel aan onduidelijkheid dus op dat moment maak ik voor mezelf het besluit uit te zoeken wat er aan de hand is. Maar eerst informeer ik de lezer, huurder en politici van Teylingen via een bericht in de krant een dag later van de actie van het ministerie. De antwoorden die ik van de woordvoerder op mijn vragen krijg, bestaan uit veel algemeenheden en gebruik ik her en der ter  ondersteuning van het verhaal.

Artikel:
Vooruitgang onder verscherpt toezicht
Sassenheim - Woonstichting Vooruitgang uit Sassenheim is onder verscherpt toezicht van de Autoriteit Woningcorporaties (AW) geplaatst. De overheidsorganisatie die onder de verantwoordelijk van minister van binnenlandse zaken Kajsa Ollongren valt, maakt zich zorgen over de problemen bij het bestuur van de Teylingse corporatie.
Bij de stichting is het minsten al een half jaar hommeles. Afgelopen zomer al constateerde AW dat de 'de governance van de woonstichting tekortkomingen vertoonde'. De overheidsdienst eiste dat de Sassenheimers snel orde op zaken zouden stellen. Met het opstappen van de complete raad van commissarissen (RvC) van Vooruitgang, vrijdag 8 december, is dit allerminst gelukt en zijn de problemen eerder verergerd, meent AW.
Reden van het opstappen is de getroebleerde verhouding tussen de commissarissen en directeur Steven Schrader. "De problemen hebben te maken met de taakopvatting", blijft Schrader, al 27 jaar bestuurder bij Vooruitgang, vaag. Over wie wat wel of niet mag doen, impliceert hij. De kwestie verder verduidelijken, doet de bestuurder niet. Hij wil 'het oordeel afwachten van de nieuwe RvC' - die de komende maanden moet aantreden - alvorens uit te leggen wat de problemen zijn. "Ik ben er niet trots op dat dit zo is gebeurd."
De Autoriteit Woningcorporaties heeft de Sassenheimse woningstichting gesommeerd uiterlijk zondag 1 april met een zogeheten herstelplan te komen. Hierin moeten concrete stappen en maatregelen worden beschreven die het bestuur van de stichting weer boven jan moeten krijgen. Schrader verwacht dat hij tegen die tijd meer duidelijkheid kan geven over de ontstane problemen.
Mochten de problemen aanhouden of niet tot tevredenheid van de AW worden opgelost dan mag de instantie boetes opleggen. Naast Vooruitgang zijn dit jaar nog drie andere corporaties in Nederland onder verscherpt toezicht geplaatst.
Einde artikel

Balletje gaat rollen

Een dag later stelt Trilokaal, een lokale politieke partij in Teylingen, raadsvragen op basis van mijn artikel. De lokalen maken zich zorgen en zijn verbolgen over de vaagheid. Een (voor mij) grappig detail is dat tot aan de dag van vandaag (maart 2018) bij de Teylingse politiek de dag van mijn publicatie geldt als het moment dat de stichting onder toezicht is geplaatst. In werkelijkheid was dat negen dagen eerder. Hieruit leid ik af dat de krant en ik invloed hebben en belangrijk zijn voor de lokale politiek.
Een ander ‘grappig’ punt is dat ik de periode van problemen bij de stichting in populair taalgebruik een ‘een half jaar hommeles’ heb genoemd en dat ik precies dat woord, hommeles, keer op keer tegenkom. Ook in de Tweede Kamerlid Erik Ronnes die vragen aan de minister over dit onderwerp stelt, gebruikt mijn terminologie.
Als journalist kies je natuurlijk geen kant. Wel voelde het alsof de politici en ik aan dezelfde kant stonden. Hun vragen, waren mijn vragen. Ik was net als de CDA’ers en de lokalen verbaasd over het gebrek aan openheid. Waarom, vroeg ik me steeds af. Waarom wil niemand zeggen wat er aan de hand is.
Er zijn drie (en misschien zelfs vier) partijen die weten wat er aan de hand is: de directeur, de voormalige RvC en de toezichthouders. Geen van hen wil vertellen wat er aan de hand is. De vierde partij is het college van B en W. Wethouder Bas Brekelmans is iemand die graag ‘doet’ alsof hij van alles op de hoogte is. Dit deed hij ook gedurende een raadsvergadering. Maar op de vraag van mij wat er dan precies is gebeurd op het hoofdkantoor van Vooruitgang had ook hij geen antwoord.
Ik geloofde hem. Wel is dit ‘onhandig’ te noemen omdat hij eigenlijk de raad niet helemaal goed heeft ingelicht. Ik zeg het met deze voorzichtige woorden en ik heb er als journalist niet publiekelijk op ingehakt omdat deze wethouder snel de houding heeft van ‘ik weet hoe het zit’ en ‘mij maak je niks wijs’. Het is een karaktereigenschap en geen moedwillige leugen die ten grondslag ligt aan de fout.

Artikel:
CDA eist uitleg Vooruitgang
Teylingen - Zowel het CDA in Teylingen als in de Tweede Kamer zijn niet te spreken over de gang van zaken bij woonstichting Vooruitgang in Sassenheim. De christendemocraten hekelen het gebrek aan openheid bij de corporatie die gebukt gaat onder bestuurlijke problemen.
Vanwege de trammelant bij de Sassenheimse leiding is de organisatie vorige maand onder verscherpt toezicht van de Autoriteit Woningcorporaties (AW) geplaatst. Dit gebeurde nadat de complete raad van commissarissen (RvC) van Vooruitgang op vrijdag 8 december opstapte. Reden zou een 'verschil in taakopvatting zijn' met de directeur van de corporatie, zo luidde in deze krant het standpunt van de directeur zelf, Steven Schrader. Meer wilde de voorman niet over de kwestie kwijt.
Kamervragen
"Dat kan echt niet", zegt Sybrinne de Vries, CDA-raadslid in Teylingen en beleidsmedewerker van de CDA-fractie in de Tweede Kamer. "We zijn verbaasd en bezorgd. Wij eisen openheid, omdat we nu geen idee hebben wat de gevolgen zijn voor de huurders."
Vanwege de onduidelijkheid heeft Tweede Kamerlid Erik Ronnes van het CDA de kwestie aangekaart bij Kajsa Ollongren, de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Hij wil weten waar de problemen precies uit bestaan, waarom AW de Sassenheimers onder verscherpt toezicht heeft gesteld en of er al nieuwe (tijdelijke) commissarissen zijn aangesteld.
Ook wil hij van de minister weten wat zij vindt van de opstelling (geen openheid van zaken geven) van de directeur. "Huurders en het gemeentebestuur van Teylingen ontberen nu door de opstelling van de directeur-bestuurder belangrijke informatie die hen direct raakt'', stelt hij. ,,Deelt u daarom de conclusie dat vanwege de publieke taak van de woningstichting snel volledige openheid en transparantie noodzakelijk is?", vraagt Ronnes per brief aan Ollongren.
Omgekeerde wereld
Er is volgens hem sprake van een 'omgekeerde wereld'. De RvC controleert normaal gesproken de directeur en kan besluiten de voorman te schorsen of te ontslaan bij een verschil van inzicht. Bij Vooruitgang is juist de RvC opgestapt en de directeur blijven zitten.
Bij de stichting is het minstens al een half jaar hommeles. Afgelopen zomer constateerde AW dat de 'de governance van de woonstichting tekortkomingen vertoonde'. De overheidsdienst eiste toen al dat de Sassenheimers snel orde op zaken zouden stellen.
Einde artikel

“Het is heus niet zo erg”

Dan volgt het downplayen. Op zich prima, want bestuurlijke problemen hebben niet meteen en niet per se gevolgen voor huurders. De bewoners hoeven niet opeens een tientje meer per maand te betalen omdat ze elkaar in de top van de stichting niet mogen. Ook valt er niet zomaar een raam uit de sponning door een bestuurlijke ruzie. Wél bestaat de mogelijkheid dat als dit lang aanhoudt, de problemen langzaamaan uitbreiden. Maar dat is dus nu nog niet het geval.
Wethouder Bas Brekelmans heeft vertrouwen dat de eerder gemaakte afspraken over woningbouw, de zogeheten prestatieafspraken (dat lelijke en niets zeggende ambtelijke woord heb ik gelukkig nooit gebruikt in mijn artikelen), worden nagekomen. Vandaar dat ik als kop de citaat 'Geen zorgen voor de huurders' aandurfde.
Ook wilde Jan Manschot, de voormalig voorzitter van de RvC, eindelijk ‘iets’ zeggen aan de telefoon. Namelijk: “ik zeg niks.” Irritant, maar het is niet anders. Wel liet ik het er niet bijzitten en belde ik hem voor elke publicatie waarin zijn rol naar voren kwam. Je zou kunnen denken voor de vorm (hoor en wederhoor), maar eigenlijk hoopte ik hem een keer in een openhartige bui aan te treffen. 

Artikel:
'Geen zorgen voor de huurders'
Teylingen - De bestuurlijke problemen bij Woonstichting Vooruitgang hebben geen gevolgen voor huurders. Dat stelt het college van burgemeester en wethouders van Teylingen na vragen van politieke partij TriLokaal. De gemeente verwacht dat toekomstige bouwprojecten doorgaan en reguliere werkzaamheden gewoon worden voortgezet.
Daarmee is voor verantwoordelijk wethouder Bas Brekelmans de kous nog niet af. Hij vindt het merkwaardig dat de raad van commissarissen (RvC), die vorige maand is opgestapt, geen duidelijkheid verschaft. Vanwege de genoemde actie van de vierkoppige RvC is de woonstichting door de Autoriteit Woningcorporaties (AW) onder verscherpt toezicht geplaatst. "Het uitblijven van duidelijkheid veroorzaakt speculaties", zegt Brekelmans.
Toezichthoudende taak
Over de reden van het opstappen zegt Jan Manschot, de voormalig voorzitter van de RvC, dat hij en zijn drie collega's de 'toezichthoudende taak niet goed konden vervullen'. "Ik snap dat huurders meer duidelijkheid zouden willen, maar meer kan ik er niet over zeggen. Dat zou niet in het belang van de woonstichting zijn", blijft de voormalig toezichthouder vaag.
Manschot heeft zijn verhaal wel tegenover Autoriteit Woningcorporaties gedaan, maar deze overheidsorganisatie wil niks over de kwestie zeggen. Eerder wilde de directeur van Vooruitgang, Steven Schrader, ook al niet ingaan op de trammelant, terwijl de bestuurlijke problemen zijn ontstaan door de getroebleerde verhouding tussen de directeur en de RvC.
'Dit schiet niet op'
Doordat de enigen die weten wat er aan de hand is (RvC, directeur en AW) hun mond houden, blijft de oorzaak van de bestuurlijke problemen in nevelen gehuld. Dit tot ergernis van Dion Piket, raadslid van TriLokaal. "Dit schiet niet op."
Hij baalt niet alleen van de (voormalige) betrokkenen bij Vooruitgang, maar ook van het optreden van de wethouder. "Ik had een strenger college verwacht. De directeur moet op het matje komen zodat we kunnen achterhalen wat er nou is misgegaan." Piket twijfelt door de gang van zaken aan de stellige bewering van de gemeente dat huurders geen slachtoffer worden van de problemen bij Vooruitgang.
,,Ik heb van de directeur de garantie gekregen dat afspraken worden nagekomen'', legt wethouder Brekelmans uit. Piket vindt dit niet voldoende en wil volgende week donderdag bij de eerstvolgende raadsvergadering in gesprek met B en W.
 Einde artikel

Ook de minister vindt er iets van

Als er vragen worden gesteld, komen vanzelf een keer de antwoorden. Zo ook op de vragen die Erik Ronnes, Tweede Kamerlid van het CDA, aan minister Kajsa Ollongren van Binnenlandse Zaken heeft gesteld. Ze oordeelt hard: de situatie is ernstig bij Vooruitgang.
De mening of uitspraak van een minister in vaak op zichzelf staand nieuwswaardig. Ook deze keer. Eigenlijk is er verder weinig nieuws. Ik maak een rondje langs de velden. Ook bel ik de voormalig voorzitter van RvC weer eens (zonder succes) en de directeur Vooruitgang (met succes). Op het eerste artikel na, wilde de directeur telkens niet reageren. Ik denk dat het feit dat minister zich er ook mee bemoeit hem de doorslag heeft gegeven ‘ietsjes’ openhartiger te zijn.

Artikel:
Minister: situatie Vooruitgang ernstig
Teylingen/Den Haag - Minister Kajsa Ollongren van Binnenlandse Zaken vindt de bestuurlijke problemen bij Woonstichting Vooruitgang ernstig. Met het om onduidelijke redenen opstappen van de raad van commissarissen (RvC) december vorig jaar is het interne toezicht weggevallen. Een 'ongebruikelijke en ongewenste' gang van zaken, vindt Autoriteit woningcorporaties (Aw), de overheidsorganisatie waar Ollongren verantwoordelijk voor is.
Vanwege het gebrek aan interne toezichthouders heeft Aw de Teylingse woningcorporatie onder verscherpt toezicht gesteld. "Ik acht dat een logische stap", schrijft de minister op vragen van Erik Ronnes, Tweede Kamerlid van het CDA.
Uit de beantwoording blijkt onder meer dat de commissarissen een zogeheten 'voorgenomen besluit' hadden genomen om de directeur van Vooruitgang, Steven Schrader, te schorsen. Omdat de RvC meteen na het besluit om onduidelijke redenen zelf ontslag nam en Schrader niet bij de vergadering aanwezig was, had het geen gevolgen.
Vreemde actie
Een vreemde actie, vindt de directeur. Als zowel hij als de RvC waren opgestapt, zou Vooruitgang 'helemaal geen leiding' meer hebben gehad, merkt hij op. Schrader sluit zich aan bij de woorden van de minister dat deze gang van zaken ongebruikelijk en ongewenst is.
De voormalig voorzitter van de RvC heeft bij herhaling laten weten niet in te willen gaan op de zaak en wil geen uitleg geven in deze krant. Ook heeft hij wethouder Bas Brekelmans niet verteld waarom hij is opgestapt. Zelfs Schrader, die 'zijdelings' de ontslagbrief van de commissarissen voorbij heeft zien komen, tast in het duister.
De instantie die de ontslagbrief in handen heeft, de Autoriteit woningcorporaties, wil het schrijven niet vrijgeven. Wel citeert de minister uit een eerdere briefwisseling en de ontslagbrief, maar ook daaruit blijkt dat de uitleg summier is.
Er zou 'een onoverbrugbaar geschil tussen het bestuur en de raad van commissarissen' zijn. Daarnaast is er 'onvoldoende zicht op oplossingen binnen afzienbare termijn' en dat het daardoor 'niet zorgvuldig en niet passend is onze zetel als raad van commissarissen aan te houden', aldus de RvC.
Niet alleen hebben de interne toezichthouders zonder duidelijke opgaaf van reden ontslag genomen, maar hebben ze ook het 'verbeterplan' niet geaccordeerd (eerder stond in deze krant abusievelijk dat de directeur nog niet akkoord was gegaan). Al in maart vorig jaar werden bestuurlijke tekortkomingen door de Aw geconstateerd. Hierop werd geëist dat Vooruitgang verbeteringen zou doorvoeren.
Directeur Schrader betreurt de situatie. "Hier hebben we heel veel last van. Dit kost enorm veel tijd.'' Hij wil de komende periode de bestuurlijke problemen oplossen. In de eerste week van april, een door Aw gestelde deadline, moet er weer een raad van commissarissen zijn geïnstalleerd.
Tot die tijd zijn tijdelijke toezichthouders drukdoende met het onderzoek naar de oorzaak van de bestuurlijke problemen. Wethouder Brekelmans hoopt dat de resultaten snel komen, zodat een halt kan worden toegeroepen aan de speculaties.
Einde artikel

Verhalen komen los

Tijd voor een ander soort artikel over hetzelfde onderwerp: Vooruitgang. Doordat de woonstichting onder een vergrootglas ligt en voor een langere periode in de schijnwerpers staat, benaderen huurders mij. Ze zouden, zo zeiden ze, zonder de ‘scherpe berichtgeving’ in de krant nooit naar mij toe hebben durven stappen.
Hun klacht is dat ze door de corporatie onredelijk worden behandeld, dat er een schrikbewind wordt gevoerd en dat klachten niet serieus worden genomen. Ik ben naar de huurders, van wie één met naam in de krant wilde, toegegaan.

Artikel:
'Veel klachten van huurders'
Teylingen - De gemeente Teylingen gaat klachten onderzoeken die zijn binnengekomen over Woonstichting Vooruitgang. "Ik wil weten wat er waar van is", legde wethouder Bas Brekelmans tijdens de raadscommissie uit. Sinds de woningcorporatie negatief in het nieuws is vanwege een bestuurscrisis, is de geest uit de fles. Huurders wenden zich tot de Teylingse politiek omdat ze zich niet gehoord voelen bij de corporatie. "Daar moeten we onderzoek naar doen."
De wethouder merkte op dat de gemeente bij de corporatie, op de afspraken over nieuw te bouwen woningen na, weinig in de melk te brokkelen heeft. Maar als inwoners problemen ervaren, ziet hij wel een rol voor de gemeente weggelegd. "Wij moeten voor ze opkomen", zei Brekelmans nadat CDA en Trilokaal aangaven 'veel klachten' te hebben ontvangen.
Bij het bestuur van Vooruitgang zijn geen klachten bekend. Terwijl vorige maand de woonstichting nog van de kantonrechter in Leiden schadevergoedingen moest betalen aan meerdere huurders vanwege 'verminderd woongenot'. De corporatie moest net geplaatste ramen laten vervangen omdat ze niet pasten binnen het bouwbesluit. De rechter vond het daarnaast kwalijk dat Vooruitgang haar bewoners liet opdraaien voor de schoonmaakkosten na de renovatie.
Ook proberen zes huurders van appartementencomplex Overbosch hun huur omlaag te krijgen. In het gebouw in Voorhout lopen de prijzen voor een zelfde soort driekamerappartement uiteen van 630 tot meer dan 1000 euro. Bewoners die er al jaren wonen, zitten voor het hoge tarief, nieuwe krijgen het lage.
De kantonrechter stelde Vooruitgang in het gelijk, omdat de bewoners niet binnen zes maanden na het ingaan van de huurovereenkomst in protest zijn gegaan. "Het gaat hier om oude mensen", stelt Pauly de Keijzer verontwaardigd. "Die weten niet precies wat hun rechten zijn." De Keijzer werkt op vrijwillige basis als sociaal raadsvrouw bij stichting Probleemoplossingen Ouderen En Huurders (POEH) en woont zelf tegen het lage huurtarief in Overbosch.
Ze staat haar medebewoners bij in de 'strijd'. Een bewoner die in het geweer kwam tegen de hoge huurprijs is inmiddels overleden. Hij betaalde 850 euro per maand voor een appartement dat nu wordt verhuurd voor 630 euro. "Op het moment dat hij voor de laatste keer zijn hoofd neerlegde, werd zijn appartement opeens honderden euro's goedkoper", zegt De Keijzer.
De directeur van de corporatie, Steven Schrader, beroept zich op rapporten die laten zien dat 'Vooruitgang het heel aardig doet'. "We hebben weinig klachten ontvangen." Dat sommige huurders naar de rechter zijn gestapt, had hij tot dusver niet als klacht gezien. "We kunnen het niet met iedereen eens zijn."
Het verschil in huurprijs is volgens manager Johan van Buren van Vooruitgang niet vreemd. "We hebben een contract en daar houden we de bewoners aan. Ongeveer 25 procent van onze huizen zijn hoger geprijsd. Als we overal een lagere prijs gaan hanteren, dan zou het financieel niet goed gaan met Vooruitgang."
Einde artikel

Onderzoeksjournalistiek

Het hoogtepunt van mijn tijd bij het Leidsch Dagblad is een onderwerp waar ik met gemak tachtig uur in heb gestoken. Ik heb geen logboek bijgehouden, maar het kan ook zomaar honderd uur of meer zijn geweest. Ik ben er in totaal drie maanden mee bezig geweest – zo lang duurde het voordat we tot publicatie over konden gaan. Het valt denk ik in de categorie ‘onderzoekjournalistiek’.
Mijn langdurige onderzoek naar misstanden bij een taalschool voor vluchtelingen in Sassenheim  heeft geleid tot publicaties op twee verschillende momenten in het Leidsch Dagblad, Noordhollands Dagblad, Haarlems Dagblad en De Gooi- en Eemlander (ruim half miljoen lezers).
De eerste publicatie was op zaterdag 3 december. Een reportage waar drie verhalen bijeenkwamen: het perspectief van vluchtelingen, reactie van de beschuldigde taalschool en de fout in het systeem die ik heb ontdekt en die naar mijn mening de problemen bij de taallessen en inburgeringscursussen mogelijk hebben gemaakt (zie onderstaande artikelen).
De tweede publicatie kwam op 8 december na een bezoek bij het probleemfiliaal van Capabel Taal in Sassenheim. Daar kwam ik terecht na uitgebreid contact te hebben gehad met de directeur van de onderwijsinstelling. Zij kwam na aanleiding van mijn eerdere publicatie naar het filiaal toe om de studenten beterschap te beloven. Ik wilde daar graag bij zijn.
Een unicum omdat in de gehele periode dat ik onderzoek deed, ik geen toegang kreeg tot de lessen en dat ik van weinig instanties (en zeker niet van Capabel Taal) hulp kon verwachten – het bezoek aan het filiaal beschouw ik overigens niet als ‘hulp’. Capabel wilde goede publiciteit en ik kon daardoor eisen dat ik de vrije hand kreeg om rond te snuffelen bij het filiaal. Dat ik uiteindelijk met mijn fotograaf aanwezig kon zijn, gaf een raar gevoel. Ik was eindelijk in de hol van leeuw.
Voor die tijd heb ik het probleem van buitenaf moeten benaderen. Ik heb met drie verschillende gemeenten gesproken, ministerie van sociale zaken, VluchtelingenWerk Nederland, DUO, keurmerk Blik op Werk, talloze vrijwilligers die vluchtelingen helpen en ik vergeet nog talloze tussenschakels. Met verschillende werknemers van de eerder genoemde instanties heb ik drie maanden lang op een bijna wekelijkse basis contact gehad.
Het allergrootse probleem was het vertrouwen van de vluchtelingen te veroveren. Ze hebben, logischerwijs kijkend naar het land van herkomst, een groot wantrouwen richting journalisten. Ik heb daarvoor ouderwets werk moeten verzetten zonder dat vooraf duidelijk was of het resultaat zou opleveren.
Zo ben ik huizen afgegaan waar ik vermoedde dat daar vluchtelingen wonen om te vragen of ze lessen volgen bij Capabel Taal, ben ik bij verschillende avonden aanwezig geweest waar tientallen vluchtelingen door taalvrijwilligers worden begeleid en heb ik een brief nagejaagd bij verschillende overheidsinstanties (waarvan ik had gehoord dat die zou bestaan maar verschillende overheidsinstanties het bestaan ervan niet konden bevestigen).
Uiteindelijk vond ik net als Woodward, nu overdrijf ik een beetje, een eigen Deep Throat. Ik moest bewijzen dat vluchtelingen hadden geklaagd bij overheidsorganisaties dat hen onrecht werd aangedaan en een medewerker van één van die instellingen gaf mij de inhoud van de brief – met het risico dat het zijn of haar baan kon kosten.
Ik heb op talloze momenten gedacht dat het verhaal er niet zou komen. Vluchtelingen die op het laatste moment besloten niet mee te werken, pure tegenwerking van VluchtelingWerk Nederland (tot mijn verbazing en frustratie) en de tegenwerking van ander instanties die niet wilden dat het verhaal naar buiten zou komen.
Gelukkig kwam elke keer, net voordat ik de handdoek in de ring wilde gooien, een doorbraak. Daar ben ik blij om, want dankzij de publicaties hebben ruim 60 vluchtelingen (en de vluchtelingen die nog komen gaan) in Sassenheim een beter contract gekregen en krijgen ze beter les. 

Aanval, verdediging en uitleg

Onderstaand vier artikelen. De eerste drie stonden op dezelfde pagina. Omwille van het overzicht heb ik de drie bij elkaar horende onderwerpen in de krant gesplitst in verschillende artikelen. Het vierde artikel is een follow-up.


Artikel:
Vluchtelingen in de Bollenstreek worden opgelicht
Sassenheim - Vluchtelingen in de Bollenstreek vinden dat ze bij het bedrijf Capabel Taal worden opgelicht. Zonder dat ze het wisten, zitten ze vast aan een contract en moeten ze anderhalf jaar lessen Nederlands volgen bij het Sassenheimse filiaal van het, volgens eigen zeggen, grootste inburgeringsbedrijf van Nederland.
"Ze zijn gewoon niet eerlijk", zegt Nour Assaf uit Noordwijkerhout. Zij vluchtte samen met haar man Mohamad twee jaar geleden vanuit Aleppo in Syrië naar Nederland. Volgens de twee zijn ze bij aankomst ternauwernood ontsnapt aan de oplichtingspraktijken van het commerciële taalbedrijf.

"Mijn man spreekt goed Engels. Hij vroeg, nadat ons werd gevraagd een Nederlands contract te tekenen, om een Engelse versie. Daarin stond dat we voor zesduizend euro twee jaar cursus zouden krijgen, terwijl ze zeiden dat het om drie maanden voor duizend euro zou gaan. Ik weet van vijf mensen bij ons in de buurt dat ze hebben getekend, zonder dat ze dit wisten. Dat is gewoon oplichting."
Los van de welwillendheid om zo'n cursus te volgen zijn langdurige taallessen een goede zaak voor de vluchtelingen. Ware het niet dat de cursus volgens deelnemers zo slecht wordt gegeven dat ze weinig leren. "We krijgen eigenlijk geen les", zegt een jonge Syriër die niet met zijn naam in de krant durft. Hij heeft een contract bij Capabel en is bang voor de gevolgen voor zijn taalcursus en toekomst als hij met naam en toenaam in de openbaarheid treedt.
"We krijgen een oefenblad en antwoordpapier en dat is het. Pas als ik een vraag heb, helpen ze. Ook hangt er maar een klein schoolbord. Dus als je ver in de klas zit, kan je het niet lezen", legt de jonge vluchteling uit. Het ergste vindt hij dat alle niveaus in één klas zitten. Zo zijn sommige cursisten met grammatica bezig terwijl een tafel verderop een analfabeet zit.
"Een ouder familielid van mij snapt bijvoorbeeld niet wat er tijdens de les allemaal gebeurt. En hij is niet alleen." Dit bevestigt een 39-jarige Syriër. In het land van herkomst heeft hij geen scholing gehad. Hij durft om dezelfde reden als die van de jeugdige vluchtelingen niet met z'n naam in de krant: bang voor repercussies. "We waren net in Nederland en moesten gelijk een cursus kiezen. Ik dacht dat ik drie maanden proefles zou krijgen, maar dat bleek anderhalf jaar te zijn. Alle modules en examens bij elkaar kosten 7500 euro."

Na ruim een jaar les spreekt hij nauwelijks een woord Nederlands, laat staan dat hij kan lezen en schrijven. Dit heeft gevolgen voor zijn inburgering. Een vluchteling krijgt drie jaar de tijd en 10.000 euro om Nederlands te leren. Is hij niet binnen de gestelde tijd de taal machtig, dan moet hij dat terugbetalen. De analfabetische Syriër heeft al driekwart van zijn budget opgemaakt en heeft na anderhalf jaar Capabel niet meer genoeg geld voor een andere school.
Hij zit inmiddels met een schuld van duizenden euro's opgescheept, spreekt de taal niet, kan dus niet inburgeren en zal zo moeilijk aan een baan komen. "Ik ben bang voor mijn toekomst", zegt hij.

Artikel:
Sassenheim - De woordvoerster van Capabel Taal is op hoogte van de problematiek in het Sassenheimse filiaal. Volgens haar wordt de soep echter niet zo heet gegeten zoals hij wordt opgediend. Er zou namelijk geen sprake van oplichting, maar van verkeerde voorlichting zijn.
"Ik herken de klachten zoals de cursisten het ervaren", zegt de zegsvrouw. De problemen ontstonden echter niet door oplichtingspraktijken, maar 'doordat bij het ondertekenen van het contract bij drie vluchtelingen geen tolk aanwezig was'. "Normaal wordt altijd in eigen taal duidelijk gemaakt wat de cursus inhoudt."
Dat het om meer vluchtelingen zou gaan die een verkeerd contract hebben, ontkent zij. "Dat is niet bij ons bekend. Ik ben twee weken geleden bij het filiaal geweest en toen ging het om drie mensen. Het contract met hen is inmiddels beëindigd." Ze roept andere cursisten die met hetzelfde probleem zitten op om zich te melden, waarna ook zij van het contract af kunnen.
"Een klacht van een vluchteling was dat wij misbruik van ze maken. Zo'n opmerking gaat me echt aan het hart", vervolgt de woordvoerster. "Ik vind niet dat we iets verkeerds hebben gedaan. We hadden misschien beter moeten luisteren, maar we hebben absoluut geen mensen misleid en we geven goed les."
Ze wijst op het keurmerk Blik op Werk dat Capabel heeft. "We maken gebruik van gekwalificeerde docenten en erkende lesprogramma's." Dat de cursisten zeggen dat de lessen ondermaats zijn 'komt doordat de verwachtingen bij de vluchtelingen te hoog zijn'.
"Het overgrote deel van de cursisten is tevreden. In sommige klassen hebben communicatief sterke cursisten de anderen opgestookt." Volgens de zegsvrouw komen de problemen in Sassenheim niet in andere filialen van Capabel voor. "Ik heb dit nooit eerder meegemaakt."
Hoewel de problemen volgens Capabel meevallen, is er wel een 'verbeterplan' opgezet. Zo is toegezegd dat er een groter schoolbord wordt geplaatst, dat er meer 'visuele werkvormen' komen en gaat het bedrijf beter naar de vluchtelingen luisteren. Aanstaande dinsdag brengt de directeur van Capabel een bezoek aan Sassenheim om met vluchtelingen te praten over het plan.

Artikel:
Sassenheim - De cursus waarbij vluchtelingen aan verkeerde contracten vastzitten en slecht les krijgen, wordt mogelijk gemaakt door het systeem dat hiervoor is opgezet. De problemen worden daarom niet alleen door de 39- jarige alfabetische Syriër en de jeugdige vluchteling en zijn familielid ervaren, maar ook door andere asielzoekers
Een groep van elf taalcursisten probeert zelfs onder het contract met Capabel uit te komen. Met hulp van de gemeente Hillegom is een klachtenbrief geschreven. Ze schrijven dat ze van het contract af willen omdat de lessen niet goed zijn, maar ook omdat ze een langere termijn hebben gekregen dan dat ze was verteld. „Hoe is dit mogelijk?”, vragen ze zich af.
Een deel van het antwoord is de wijze waarop het systeem is ingericht. Overheidsorganisatie Duo, bekend van de studentenleningen, voorziet vluchtelingen van geld voor de cursussen. Dat geld krijgt een asielzoeker nooit te zien, want Duo betaalt direct aan de onderwijsinstelling. Diezelfde instelling heeft de ruimte om het taalprogramma in te richten zonder goede controle daarop, zo erkent het ministerie van sociale zaken.
De situatie in Sassenheim is exemplarisch, want wat daar gebeurt, kan in theorie overal. Van buiten lijkt het koek en ei bij het taalbureau. Het commerciële taalbedrijf zit in een keurig bedrijfspand en heeft het verplichte keurmerk Blik op Werk. Maar aan dat keurmerk schort het een en ander.
Blik op Werk houdt de scholen in de gaten door enquêtes onder cursisten af te nemen. Ook let het bureau op of er een gekwalificeerde docent voor de klas staat en dat er niet te veel lessen uitvallen of te laat beginnen. Daarnaast komt er af en toe een inspecteur langs. Waar het keurmerk niet op let, is de klassengrootte, duur van de cursus, niveauverschillen in de klas en tarieven. Ook wordt niet gecontroleerd hoe de contracten tot stand komen.
In dit systeem schuilt een financiële prikkel die ten koste kan gaan van de lessen. Een woordvoerder van het ministerie van sociale zaken erkent dat het niet goed gaat. „We horen vaker dat de kwaliteit te kort schiet.” Een gewiekste ondernemer heeft op deze manier de ruimte om de omzet op te schroeven ten nadele van de vluchteling. Maar dat vluchtelingen bij een taalschool vastzitten aan verkeerde contracten, is nieuw voor de woordvoerder.
De landelijke politiek wil maatregelen nemen. „De controle kan strenger. De kwaliteit moet omhoog. Minister Asscher is van plan een externe controle in te voeren”, weet de woordvoerder. De minister erkende eerder in een brief dat er ’beunhazen’ op de taalmarkt opereren en dat het cijfer van 32 procent van de vluchtelingen die het lukt om in te burgeren, te laag is.

Vervolg

Capabel gaat het beter doen
Sassenheim - Directeur Amina El Berkaoui heeft bij het probleemfiliaal van Capabel in Sassenheim tekst en uitleg gegeven aan vluchtelingen die vinden dat ze aan verkeerde contracten vastzitten en slecht les krijgen. Afgelopen zaterdag zeiden cursisten in deze krant dat ze bij Capabel zijn opgelicht, omdat ze langere contracten hebben gekregen dan ze van te voren was verteld.
Tijdens de rumoerige bijeenkomst afgelopen dinsdagmiddag waarbij ruim dertig vluchtelingen aanwezig waren, kreeg El Berkaoui te maken met een spervuur aan vragen. ,,Er was bij mij geen tolk aanwezig toen ik mijn contract ging tekenen'', legde een gevluchte man van middelbare leeftijd uit. ,,Ik heb gevraagd om een cursus van drie maanden en ik kreeg er een van anderhalf jaar. Wat kan hier aan worden gedaan?''
De directeur zegde hem toe er op individueel niveau naar te kijken en het op te lossen. Ook voor een andere man die een contract van anderhalf jaar heeft gekregen - die periode is nu bijna voorbij terwijl hij nauwelijks Nederlands spreekt - heeft El Berkaoui nieuws wat hem enigszins gerust stelt. ,,In de wet is vastgelegd dat je een ontheffing krijgt als je aan je inspanningsplicht hebt voldaan, maar het examen aan het einde van de inburgering niet haalt.'' Hij moet dan wel minimaal 600 uur les hebben gehad.
De directeur heeft een verbeterplan opgezet om onder andere de problemen met de contracten op te lossen. Zo kunnen toekomstige cursisten de contracten mee naar huis nemen en door derden laten lezen alvorens te tekenen. Zo moet worden voorkomen dat in de toekomst weer vluchtelingen vinden dat ze zijn opgelicht. Overigens bestrijdt de directeur dat hier sprake van is, volgens haar ligt de fout bij verkeerde voorlichting.
El Berkaoui gaat ook de tweede klacht van de vluchtelingen aanpakken: de slechte lessen. Zo komen er betere attributen in het lokaal zoals een groter schoolbord, meer computers en ander digitaal lesmateriaal.
Daarnaast gaat ze kijken naar de verschillende niveaus in de klas. Een vluchteling gaf eerder tegen deze krant aan dat sommige cursisten met grammatica bezig zijn, terwijl een tafel verderop een analfabeet zit. Dit gaat veranderen na de toetsperiode in de week van 19 december. De cursisten krijgen dan een soort van 'nulmeting' waarna ze met vluchtelingen van hetzelfde niveau in één groep worden gezet.
De directeur heeft goede hoop dat de genoemde punten de kwaliteit van het probleemfiliaal verbeteren.



Buitenlandreisje

Een mailtje van de internetredactie: Ene DjDre wijst de krant via Facebook op het bestaan van een Warmondse familie die geld en aandacht willen generen voor hun doodzieke moeder. Ze heeft een hersentumor die in Nederland niet meer behandeld kan worden. In Duitsland bestaat een experimentele behandel die niet wordt gedekt door de verzekering. De familie was welvarend met meerdere auto’s en een boot. Alles is verkocht om de behandeling te kunnen betalen.

Weer een k-verhaal

“Tja”, dacht ik toen. “Dat is heel vervelend voor die mevrouw, maar wat kunnen wij ermee?” Niet veel eerder had ik al een verhaal over kanker geschreven. Wordt dit niet een beetje to much, vroeg ik me af.
Van die gedachte was ik snel genezen. De Warmondse familie is als een van de eerste in Nederland in de sport flyboarden gedoken. “Door middel van waterstralen uit een soort kleine snowboard dat aan de voeten is gebonden, ontstaat een opwaartse stuwkracht. De aandrijving wordt verzorgd door een jetski of waterscooter die het water via een slang naar boven pompt”, schrijf ik een van de artikelen.
Om aandacht te generen wil de familie een poging doen die nooit eerder is ondernomen: met flyboards van Engeland naar Frankrijk vliegen. Cool.
Ik zie gelijk voor me hoe ik het wil doen. Eerst een groot artikel (spread) over de reden waarom (de ziekte) en hoe de familie de overtocht het voor zich ziet.

Artikel 1:
Warmond - Vliegend op water over water. Zaterdag 23 september vliegen de broers Bo en Chris en vader Stephan Krook van Engeland naar Frankrijk op een flyboard om moeder Petra, die aan kanker lijdt, te ondersteunen. Een unieke tocht die nooit eerder is ondernomen. "Dit is een serieus verhaal", voorspelt Bo.

Twee werelden komen bij elkaar. De Warmondse familie Kroon, die flyboarden op de kaart heeft gezet, gaat al vliegend het Kanaal tussen Frankrijk en Engeland over om aandacht te vragen en geld in te zamelen voor hun doodzieke moeder en vrouw. "De pot is leeg. We hebben geen geld meer", verklaart vader Stephan de gewaagde oversteek.
Slechts twee maanden nadat Bo Krook een selfie maakt tijdens de Amsterdam Gay Pride die de wereld overgaat, krijgt hij in oktober 2015 te horen dat zijn moeder Petra een agressieve tumor in haar hoofd heeft. "Het begon met een epileptische aanval in de keuken", vertelt Stephan voor zijn vrouw. Petra kan niet zelf vertellen over haar ziekte, want dat verhoogt bij haar de spanning waardoor ze een nieuwe aanval kan krijgen.

Een ambulance snelt naar recreatiepark de Watertuin in Warmond waar de familie Kroon woont en neemt Petra mee naar het LUMC. Het duurt drie weken voordat de artsen de diagnose 'glioblastoom graad 4' kunnen vaststellen; de meest ernstige vorm van dit type kanker. De tumor moet worden weggehaald. "De operatie was een succes, maar de artsen vertelden ons er meteen bij dat de kanker sowieso terugkomt."
Negen maanden is Petra schoon. Het gezwel komt als aangekondigd terug, de artsen willen niet opnieuw opereren en alleen een chemotherapie kan haar leven verlengen. Anders gezegd: de moeder van drie kinderen is terminaal.

Het nieuws komt hard aan. De familie legt zich echter niet neer bij een zekere dood en gaat in beroep. Chemo is uit den boze, dat staat vast. Avonden achtereen leest Stephan zich in de materie in. Hij belt met specialisten over heel de wereld en richt zich uiteindelijk op de alternatieve geneeskunde. Petra moet en zal dit overleven. "Dit dalletje gaan we overwinnen."
De statistieken heeft ze al verslagen. Dat komt volgens Stephan vanwege de 'super gezonde levensstijl' die ze nu heeft. Abrikozenpitten, citroenen en cannabisolie zijn een kleine selectie van de ingrediëntenlijst. Hij neemt bij haar speeksel en bloed af om onder andere haar pH-waarde te meten. Al twee jaar lang verfijnen ze het dieet. "Volgens mij werkt het. Ze zou zes maanden te leven hebben - we zijn nu twee jaar verder."

De reguliere geneeskunde hebben ze niet helemaal de rug toegekeerd. Integendeel. Ze zijn er van afhankelijk. De tumor verdubbelt in grootte elke drie maanden. Een nieuwe techniek die in Duitsland al beschikbaar is, bestraling door protonen, houdt het gezwel in toom. "Om tijd te winnen. Op een gegeven moment is de weerstand van Petra hoog genoeg om zelf het gevecht met de kanker aan te gaan."
Het probleem is echter dat de zorgverzekeraar de nieuwe Duitse behandelmethode niet dekt en alternatieve geneeskunde sowieso niet bekostigt. "We lopen leeg. We hebben de twee auto's en de boot al verkocht. We eten al onze privé spullen op."
Zonder geld stokt de behandeling en zonder behandeling gaat Petra dood, is de gruwelijke redenatie. "Dan probeer je eerst geld in eigen kring op te halen, maar dat houdt op een gegeven moment op. Toen dachten we na over hoe we geld kunnen genereren. Wat kunnen we eigenlijk, waar zijn we goed in? Flyboarden!"

De mannelijke familieleden besluiten een bijzonder project op te zetten: Canal Challenge 2017, Flight for Petra. Ze gaan niet alleen vechten (fight in het Engels) voor het leven van hun moeder en vrouw, maar ook vliegen (flight) om het gevecht te kunnen betalen.
"Dit is een serieus verhaal", legt Bo uit. Hij is de meest ervaren man van het drietal. Broer Chris en vader Stephan wisselen elkaar tijdens de overtocht af. Bo doet het stuk alleen. Hemelsbreed is de afstand tussen het Engels Dover en het Franse Calais zo'n 35 kilometer. "Maar wij houden rekening met 50 kilometer."

De geplande route gaat namelijk door een van de drukst bevaren vaarroutes ter wereld. Praktisch alle handel tussen China en Europa wordt via de vernauwde zeeweg vervoerd. "Het is een soort zesbaans snelweg", weet Stephan. "Op drie plekken in het Kanaal gaan er vrachtschepen heen en weer. Daar moeten we dus omheen slalommen."
Daarnaast staat de Straat van Dover, zoals het water ook wel wordt genoemd, bekend om de sterke stromingen en de krachtige wind. In een rechte lijn vliegen wordt daarom lastig.
'Vliegen' is overigens geen overdrijving. Door middel van waterstralen uit een soort kleine snowboard dat aan de voeten is gebonden, ontstaat een opwaartse stuwkracht. De aandrijving wordt verzorgd door een jetski of waterscooter die het water via een slang naar boven pompt (zie plaatje 'Hoe werkt een flyboard').
Het komt er op neer dat flyboarders op water over water vliegen. Met deze techniek kan een hoogte worden bereikt van twaalf meter. Tijdens de oversteek houden de piloten liever een hoogte van vier tot vijf meter aan. Dat is efficiënter en maakt een val 'iets' minder hard.

Het zal een zware onderneming worden, voorspelt Bo. "De shows die we normaal geven, duren niet zo lang. Het zijn korte inspanningen." Tijdens de Gay Pride vliegen ze maximaal twee uur en drie kwartier. Voor de Canal Challenge houden ze rekening met zes uur.
De bedoeling is om in één ruk van Engeland naar Frankrijk te gaan. Dat geldt sowieso voor Bo. De twee anderen wisselen elkaar af en hebben op deze manier tijd om bij te komen. "Het is slopend voor de benen", zegt Bo. "Je staat iets door je knieën op het board. De bovenbenen krijgen het daarom zwaar te verduren."

Een testrit van 15 kilometer wees uit dat het mogelijk is. "Als je weet waarvoor je het doet, dan is de dubbele afstand ook te doen. Het is een grote uitdaging. Ik doe het voor mijn moeder, maar het is natuurlijk ook een uitdaging voor mezelf."
Het kritieke punt is het moment dat er geen land meer in zicht is, vrezen de mannen. "Bij de Pride staan er een miljoen mensen langs de kant en hoor je gejuich. Op zee zie je alleen maar water, water en water."
Voor de afleiding is Bo van plan om oordopjes met muziek in te doen. "Dan zet ik Bob Marley op. Haha, nee hoor. Ik luister alle soorten muziek."
Het is absoluut geen zekerheidje dat ze de overkant gaan halen. Naast fysieke ongemakken, kan er ook iets mis gaan met de techniek.

De logistiek van het evenement dat bij goed weer op zaterdag 23 september moet gaan plaatshebben, is een operatie op zich. Voor de twee flyboards zijn twee waterscooters nodig. Daarnaast varen een boot voor brandstof, een persboot en twee reddingsvaartuigen mee.
Vanwege het beperkte, of beter gezegd, het niet bestaande budget moet de familie alles zelf regelen en zijn ze afhankelijk van vrijwilligers.
"We hebben gelukkig twee mannen van de Koninklijke Nederlandse Redding Maatschappij (KNRM) uit Katwijk bereid gevonden om te helpen", zegt Stephan. "Ook heeft iemand met een drone zich aangemeld om te komen filmen. We hebben dus inmiddels een aardig team van bekenden en vrijwilligers geformeerd."

Avontuur begint

En vervolgens proberen mee te gaan met de trip voor een verslag van de recordpoging.
Naast een interview met de familie moet ik voor dat laatste de goedkeuring van de directie van de krant hebben. Die gaan namelijk over de centjes. Ik stel een begroting op van 200 tot 250 euro en de directie gaat akkoord. De familie vindt het ook een leuk idee.
Op vrijdag 22 september stap ik bij de organisatie in de auto. Tijdens de rit naar Calais schrijf ik een artikel (artikel 2) over de laatste voorbereidingen etc voor de krant van zaterdag, de dag van de oversteek.

Artikel 2:
Warmond/Dover - "Het ziet er gunstig uit", besluit Warmonder Bo Krook. Eerder deze week twijfelde hij nog of de recordpoging flyboarden over het Kanaal van Dover naar Calais met broer Chris, zus Ginger en vader Stephan wel kon doorgaan. Hij constateert dat de wind is gezakt en de oversteek van 35 kilometer vandaag van start kan gaan.
Het unieke project met de naam 'Canal Challenge 2017, Flight for Petra' heeft de familie Krook op touw gezet voor hun zieke moeder en vrouw Petra. Zij lijdt aan een ernstige vorm van kanker en om de behandeling te betalen zamelen ze geld in. De nooit eerder vertoonde overtocht van Engeland en Frankrijk zorgt voor de broodnodige aandacht.
Flyboarden is een vrij nieuwe sport in Nederland, waarbij hoog boven het water wordt gevlogen. Door middel van waterstralen uit een soort kleine snowboard dat aan de voeten is gebonden, ontstaat een opwaartse stuwkracht. De aandrijving wordt verzorgd door een jetski of waterscooter die het water via een slang naar boven pompt.
"De hele week kwakkelde het", gaat Bo verder. "De grens of het door kan gaan, ligt op windkracht 4. Dan zijn de golven anderhalve meter hoog. Gelukkig is het weer sinds donderdagochtend beter geworden en is de wind naar kracht 3 gezakt."
Met deze condities hoopt Bo binnen vier uur van Dover naar Calais te vliegen. "Ik kijk er echt naar uit. Ik ben benieuwd of we het gaan halen. Dat zou mooi zijn voor mijn moeder en ook voor de eer zou het goed zijn."
Zus Ginger is er ook klaar voor. "Ik heb er best veel zin in. De zee, stroming, golven, vrachtschepen die voorbij varen en al die mensen die over je rug meekijken, maken het spannend."
De oversteek gaat namelijk door een van de drukst bevaren routes ter wereld. Praktisch alle handel tussen China en Europa wordt via de vernauwde zeeweg vervoerd.
Bo: "Een gemiddeld schip dat over het Kanaal vaart is makkelijk 260 meter lang. Als zo'n ding dertig kilometer per uur vaart, krijg je een deining van drie tot vier meter hoog. Dus daar moeten we voor uitkijken."
Door middel van radar kan een inschatting worden gemaakt welke schepen ze waar ontmoeten. Zo kan een route worden uitgestippeld. De kans bestaat dat de colonne met flyboarders en volgboten vandaag zigzaggend naar Calais aan de overkant van het Kanaal gaan.
Ook het Leidsch Dagblad vaart op een van de volgboten mee. Naar verwachting finisht familie Krook tussen 13.00 en 15.00 uur in Frankrijk. Later vandaag is op de site van deze krant te lezen of de flyboarders het hebben gehaald en in de krant van maandag volgt een reportage van de unieke recordpoging.

Retour

Een dag later mislukt de oversteek. Het nieuws wordt door alle media (Telegraaf, AD etc etc) opgepikt. Gelukkig is er maar één krant die de correctie versie van de mislukking kan brengen: dat is het Leidsch Dagblad.
Omdat wij niet in Calais aankomen, maar weer naar Dover terugvaren loop ik zes uur vertraging op. Terwijl ik zit te wachten op de veerboot schrijf ik voor de website een nieuwsartikel (artikel 3) over de mislukking. Ook heb ik veel foto’s geschoten en filmpjes gemaakt die ik naar Nederland doorstuur. De internetredactie heeft van al dat materiaal vervolgens een mooie productie gemaakt.

Artikel:
Dover - De poging om het Kanaal van Engeland naar Frankrijk over te vliegen met flyboards is mislukt. Halverwege de overtocht kreeg de Warmondse familie Krook geen toestemming om met twee flyboards en twee volgboten Frans territorium in te vliegen.
,,Balen, ongelofelijk balen’’, reageert Bo Krook, een van de vliegers, op het weigeren van de Fransen. Al sinds zaterdagmorgen proberen de Engelse schippers van de twee volgboten toestemming te krijgen van de Franse kustwacht. Bo had er al drie uur vliegen opzitten voordat hij het slechte nieuws hoorde. ,,Ik weet zeker dat ik de overkant had kunnen halen.’’
Even daarvoor was de tweede flyboard gestopt. Ginger Krook, zusje van Bo, moest om tactische redenen de brui eraan geven. De waterscooters die de flyboards aandrijven, verbruikten vanwege de ruwe zee veel meer brandstof dan was voorzien en dus ook meer dan was meegebracht. Daarom besloot de organisatie, niet wetende dat het tevergeefs was, om Ginger uit de recordpoging te halen.
Waar de Fransen de overtocht verpestten, daar brachten dolfijnen toch nog wat plezier op het Kanaal. Nog geen vijf minuten na het cancelen van de recordpoging, zag de Engelse schipper Chris dolfijnen in de verte. ,,Fuck de Fransen, wij hebben dolfijnen’’, schreeuwde hij enthousiast.
Bo vloog zonder na te denken meteen richting de tuimelaars. Voor een minuut of vijftien danste hij met de elegante waterdieren. Zij in het water, hij twee tot acht meter in de lucht. In totaal omcirkelden 25 dolfijnen Bo en de enige overgebleven volgboot. ,,Dit is heel uniek’’, merkte schipper Chris op. ,,Normaal zie je er maar twee ofzo.’’
Hoewel de afsluiting fantastisch was, overheerst bij de familie Krook de teleurstelling van het niet halen van de gewaagde opdracht. Bo: ,,We kwamen maar voor één ding en dat was Frankrijk halen.’’
Het unieke project met de naam 'Canal Challenge 2017, Flight for Petra' dat de familie Krook op touw heeft gezet voor hun zieke moeder en vrouw Petra is hiermee echter niet per definitie helemaal mislukt. Om de behandeling in het buitenland van de aan kanker lijdende Warmondse te kunnen betalen, moest de oversteek aandacht en daarmee geld generen. Het moet nog blijken of dat is gelukt.
Flyboarden is een vrij nieuwe sport in Nederland, waarbij hoog boven het water wordt gevlogen. Door middel van waterstralen uit een soort kleine snowboard dat aan de voeten is gebonden, ontstaat een opwaartse stuwkracht. De aandrijving wordt verzorgd door een jetski of waterscooter die het water via een slang naar boven pompt.
De Canal Challenge 2017, Flight for Petra was de eerste poging ooit om met flyboards van Engeland naar Frankrijk te vliegen.

En wat nu?

Naast het internetstuk moet ik een verhaal tikken voor alle kranten van de Holland Media Combinatie waar ook het Leidsch Dagblad onderdeel van is. Ik had namelijk voorafgaand aan de trip het moederconcern op de hoogte gesteld van deze unieke reis. Het leek mij ook voor mensen buiten de Leidse regio interessant.
Omdat de oversteek op zaterdag was, ik het nieuws op zaterdag op de website heb gezet en de krant op twee dagen later pas uitkomt, moet ik iets origineels voor de krant van maandag verzinnen. Ik kan namelijk niet aankomen met het internetstuk.
Opeens heb ik het. De hele oversteek, alle voorbereidingen en alle uren die erin zijn gestopt, zijn samen te vatten tot één scene van kwartier van tegenslag en geluk. Het moment waarop werd besloten de oversteek te cancelen en vlak daarna talloze dolfijnen zich lieten zien. Ik besluit die vijftien minuten te beschrijven.

Artikel:
Dover - De Engelse schipper Chris vat de mislukte poging om met flyboards van Engeland naar Frankrijk te vliegen met een schreeuw samen. "Fuck de Fransen, wij hebben dolfijnen." Het is zaterdag rond één uur in de middag en Chris ligt met zijn schip Maverick op 17,5 kilometer van de Franse kust. Grote olietankers, containerschepen en veerboten passeren het tien meter lange bootje aan alle kanten.
Kort voor de typisch Engelse scheldkanonnade richting 'aartsvijand' Frankrijk heeft Chris slecht nieuws te melden. Warmonder Bo Krook, die met zijn zusje Ginger al vliegend het 35 kilometer brede Kanaal wil oversteken, landt met zijn door water aangedreven en aan de voeten vastgebonden jetpack op enkele meters van de Maverick.
De waterscooter die de vliegmachine van Bo via een slang met water aandrijft, heeft brandstof nodig. Ginger is een kwartier eerder al uitgevallen vanwege een brandstof tekort. "De Fransen keuren het niet goed", zegt Chris terwijl de tank wordt volgegooid met de inhoud van op de boot meegebrachte jerrycans.
Bo kijkt met een blik van ongeloof naar de Engelse schipper. Hij voelt 'm al aankomen. Een dag eerder kwamen de eerste berichten binnen dat de Franse kustwacht weleens moeilijk kon gaan doen. In tegenstelling tot de Engelsen hebben de Fransen liever niet dat particulieren voor de lol het Kanaal oversteken en laten de flyboarders daarom niet toe in hun territorium.

Waar een dag eerder de hoop op een toegestane overtocht nog levendig was, daar zakt vlakbij de grens met Frankrijk het idee om een bijzonder record te vestigingen via de benen van Bo en de vastgebonden jetpacks het water in. En het gaat de Warmonder eigenlijk niet eens om het unieke van de poging - dat is bijzaak.
Het hele idee is om aandacht en geld te generen voor zijn zieke moeder. Ze lijdt aan een ernstige vorm van kanker en is in Nederland uitbehandeld. Haar enige redding in een niet door de verzekering gedekte experimentele behandeling in Duitsland.
Opeens maakt het ongeloof in Bo's ogen plaats voor een sprankje hoop. "We hebben nog één zeemijl tot we bij de grens zijn toch?", vraagt hij zich hardop af. "Dan hebben we nog tijd. Misschien keuren de Fransen het alsnog goed." Schipper Chris: "Dat kan."
De Warmonder draait de tankdop op de waterscooter, laat zich in het water glijden en stijgt als superheld Iron Man uit de zee op. Tegen beter weten in. "Waarom zouden de Fransen nu opeens wel toestemming geven?", is het onuitgesproken gevoel op de boot.

Nog geen vijf minuten hangt de flyboarder in de lucht en de Engelsman probeert contact met hem te maken. Hij heeft aan de linkerzijde van de Maverick dolfijnen gespot en stelt voor er even te gaan kijken. Bo snelt vooruit en de dolfijnen vinden de Warmondse Iron Man net zo leuk als hij de dieren vindt.
Een magisch schouwspel volgt. Als troost voor het mislukken van de oversteek zijn er de speelse dolfijnen. Een minuut of vijftien danst de flyboarder met de elegante waterdieren. Zij in het water, hij twee tot acht meter in de lucht. In totaal omcirkelen zo'n twintig dolfijnen Bo en de Maverick. "Dit is heel uniek", merkt de steeds stiller wordende schipper Chris op. "Normaal zie je er maar twee ofzo."
Eenmaal uitgespeeld laat Bo in niet mis te verstane bewoordingen weten het jammer te vinden dat de Fransen het hebben verpest. . "We kwamen maar voor één ding en dat was Frankrijk halen."
Wel vindt hij het meevliegen met de dolfijnen op Het Kanaal een van de leukste dingen die hij ooit heeft gedaan.



Afstudeeronderzoek



De Dagelijkse Ik
De digitale kant van de regionale krant





Moeten regionale kranten nieuws op de website gepersonaliseerd aanbieden?



Voorwoord

Ergens begin jaren negentig van de vorige eeuw dacht Nicholas Negroponte, professor op het beroemde Massachusetts Institute of Technology (MIT) en oprichter van MIT Media Lab eens goed na. Hoe gaat hij het toekomstige apparaat noemen dat nieuws uit alle hoeken en gaten van de wereld haalt en gepersonaliseerd aan de nieuwsconsument aanbiedt. Om wie draait het apparaat?, vroeg hij zich af. Om mij, de nieuwsconsument. Wanneer krijg ik mijn nieuws te zien? Elke dag, wanneer ik maar wil. Toen wist Negroponte het. Ik noem het Daily Me.
Een betere naam, De Dagelijkse Ik, voor mijn afstudeeronderzoek (ik heb het alleen even vertaald en een lidwoord voorgezet) kan ik niet bedenken. Negroponte is een visionair en zag dertig jaar geleden al wat nu op technologisch gebied zou gaan gebeuren. Hij voorzag een toekomst waarin slimme apparaten nieuws personaliseren.
De fascinatie voor de digitalisering van de maatschappij en mijn werkzaamheden bij het Leidsch Dagblad hebben mij op het spoor gebracht onderzoek te doen naar de digitale kant van de regionale krant. Het abonneebestand sterft met het ouder worden van de lezers langzaam maar zeker uit en de nieuwe nieuwsconsument moet online worden gevonden, zo wordt gedacht. Maar hoe, is de vraag.
Negroponte heeft de oplossing misschien wel gevonden. Om iemand te boeien moet je hem laten lezen wat hij wil lezen. Hoe makkelijk zou het wel niet zijn als een apparaat van te voren weet wat iemand wil lezen, zonder dat die iemand het zelf al weet. Voor de lezer ziet dat er ongeveer zo uit: je weet niet dat een artikel over een bepaald voor jouw belangrijk onderwerp is uitgekomen, maar een computerprogramma merkt de publicatie wel op en een algoritme bepaalt dat het stuk relevant voor je is. Even later komt een notificatie op de telefoon binnen en wordt het verhaal aan je voorgeschoteld.
Volgens dit principe werkt Facebook, laat Google zoekresultaten zien, werkt Negropontes Daily Me en zo werken nieuwsmedia (in de toekomst) misschien ook wel. Zijn er ook andere manieren om nieuws aan te bieden? In dit onderzoek verken ik de personalisering van mijn vakgebied, regionale journalistiek. Ik vorm een mening hierover en zal deze beschrijven.

Veel lees plezier,
Roy Hazenoot



Inleiding

“So comfortable, we live in a bubble, a bubble. So comfortable, we cannot see the trouble, the trouble”, bezingt popster Katy Perry in een van haar hits. De ‘bubbel’ is naast hacks, kinderporno en privacyschendingen een van de grootste dreigingen van het hedendaagse digitale tijdperk en vindt dus blijkbaar ook zijn weg in de hedendaagse popcultuur.
Perry zit er niet ver naast. Het is comfortabel als je gelijkdenkenden hoort spreken en je eigen mening en wereldbeeld keer op keer bevestigd ziet worden. Het tegenovergestelde is ook waar. Het is schrikken als je ‘per ongeluk’ in de informatiebubbel van iemand anders komt. Velen van ons leven in een persoonlijke online luchtbel en komen daardoor weinig meer in aanraking met onwelgevallige feiten en meningen, als we tenminste criticasters als internetactivist Eli Pariser mogen geloven (Pariser, 2011).
Een goed voorbeeld hiervan is een productie van de Volkskrant waarin ‘vier grootverbruikers van sociale media, elk met een radicaal ander wereldbeeld, uit hun bubbel te breken’. Journalisten Kaya Bouma en Lisa van der Velden lieten vorig jaar een PVV-er zijn Facebookaccount voor een week verruilen met die van een PvdA-er en een rechts-conservatief leefde een week in de digitale omgeving van een feminist, en visa versa (Van der Velden en Bouma, 2017).
De ervaringen van de deelnemers zijn misschien niet verassend, maar wel veel zeggend. “Verschillend als ze zijn, de vier ruilers zijn het over één ding roerend eens: de ander krijgt op Facebook een totaal vervormd wereldbeeld voorgeschoteld. Links snapt niet hoe rechts het volhoudt in die ‘depressieve bubbel’, en andersom”, merken de journalisten op.
De ander heeft een ‘totaal vervormd wereldbeeld’. De deelnemers twijfelen absoluut niet aan hun eigen bubbel en of die correct is. Nieuw is dit niet. De mens is van zichzelf vaak overtuigd van zijn eigen gelijk en het principe van de bubbel kennen we uit de geschiedenisboekjes. Nog niet zo lang geleden, tijdens de verzuiling, keek een sociaaldemocraat alleen naar de Vara, las hij Het Parool en stemde hij zonder erbij na te denken op de PvdA.
Is het leven in een bubbel kwalijk, of zelfs, gevaarlijk te noemen? De eerder genoemde Pariser vindt van wel. En als dat zo is, schuilt het gevaarlijke effect van de bubbel in elk medium. Wat zijn de gevolgen als alle nationale kranten, tv-zenders en radiostation hun lezers, kijkers en luisteraars specifiek toegespitste informatie tonen en laten horen?
Voor een medium zit er een te begrijpen voordeel aan. Als medium wil je je publiek een zo prettig mogelijke ervaring voorschotelen, zodat hij langer blijft hangen en het gerechtvaardigd vindt om een bepaald bedrag te betalen voor de informatie.
De regionale journalistiek heeft het de laatste jaren lastig. Het abonnementenbestand slinkt, advertenties leveren minder op en redacties krimpen. Het is goed voor te stellen dat regionale media de informatiebubbel omarmen om hun publiek een fijne ervaring te bieden en daarmee te behouden. In dit document beschrijf ik het hoe en waarom regionale media hun nieuws moeten personaliseren, of juist niet.
Om antwoord op de onderzoeksvraag te krijgen, moeten op veel kleinere kwesties ook een antwoord komen. Omdat personalisering niet los kan worden gezien van het creëren van een bubbel, hebben veel vragen betrekking op de bubbel.  In hoofdstuk 1 wordt het antwoord gezocht op de veelomvattende vraag: Wat zijn de voor- en nadelen van een bubbel voor de maatschappij, de nieuwsconsument en het medium?
In hoofdstuk 2 komen de volgende deelvragen aan bod: Is de bubbel en de werking ervan nieuw?; Is de huidige bubbel anders dan die in het verleden?
In hoofdstuk 3 maak ik een klein rondje langs de velden. Zijn er al media die informatie gepersonaliseerd aan de nieuwsconsument aanbieden?
Hoofdstuk 4 gaat over de uitvoering. Hoe kunnen media hun nieuws gepersonaliseerd aanbieden en hoe zouden regionale media, zoals het Leidsch Dagblad, dat moeten doen?
Ik sluit af met mijn conclusie.




H1 Voor- en nadelen

Om te kunnen bepalen of regionale dagbladen hun nieuws gepersonaliseerd aan de man moeten brengen is het belangrijk om de mogelijke gevolgen hiervan in kaart te brengen. Daarom zoek ik in dit hoofdstuk antwoord op de vraag: wat zijn de voor- en nadelen van een gepersonaliseerde weergave van het nieuws voor de maatschappij, het medium en de nieuwsconsument?
De bovengenoemde vraag kan in zes vragen uiteen worden getrokken:
1.       Wat zijn de voordelen van een gepersonaliseerde weergave van het nieuws voor de maatschappij?
2.       Wat zijn de nadelen van een gepersonaliseerde weergave van het nieuws voor de maatschappij?
3.       Wat zijn de voordelen van een gepersonaliseerde weergave van het nieuws voor het medium?
4.       Wat zijn de nadelen van een gepersonaliseerde weergave van het nieuws voor het medium?
5.       Wat zijn de voordelen van een gepersonaliseerde weergave van het nieuws voor de nieuwsconsument?
6.       Wat zijn de nadelen van een gepersonaliseerde weergave van het nieuws voor de nieuwsconsument?

Maatschappij

De aankondiging was klein, de gevolgen groot. Op een decemberdag in 2009 werd ‘het’ door Google in een bescheiden blog bekendgemaakt: gepersonaliseerde zoekmogelijkheden voor iedereen (Horling, 2009). Vanaf die dag is niet alleen de zoekterm bepalend voor de zoekresultaten. Meer dan vijftig ‘signalen’, zoals waar je woont en wat je eerder hebt gezocht, bepalen wat je op de witte Google-pagina’s te zien krijgt.
Lekker belangrijk, zal menigeen tijdens het lezen van het blog gedacht hebben. Want wat betekent het nou eigenlijk? Google maakt zoeken nog effectiever en makkelijker, want het bedrijf houdt met meer zaken rekening. De zoekresultaten zijn hierdoor nog beter op ieders lijf geschreven. Wat het ook inhoudt, is dat nooit iemand meer dezelfde volgorde aan zoekresultaten krijgt als zijn buurman, klasgenoot of collega. Het raam waardoor internetzoekers naar de wereld kunnen kijken, is sinds die decemberdag bij iedereen anders.

Tijdperk van de personalisatie
“Je zou kunnen zeggen dat op 4 december 2009 het tijdperk van de personalisatie is begonnen”, schrijft Eli Pariser in zijn bejubelde boek The Filter Bubble (Pariser, 2011, p 3). “De bekendmaking van Google is een belangrijk, maar onzichtbaar omslagpunt voor de wijze waarop wij informatie consumeren.”
Hij haalt een simpel voorbeeld aan om de kracht van de gepersonaliseerde zoekmachine te laten zien. Vlak na het uitkomen van het  blog vindt in 2010 de olieramp met de Deepwater Horizon plaats in de Golf van Mexico. Hij laat twee vrienden die vergelijkbare levens leiden in Google zoeken naar ‘BP’, het oliebedrijf dat verantwoordelijk voor de ramp wordt gehouden. De een ziet allerlei nieuwsartikelen over de olielekkage en de ander krijgt alleen investeringsmogelijkheden in het oliebedrijf te zien. Uit het ‘onderzoekje’ komt nog iets anders opvallends naar voren: niet alleen de zoekvolgorde is anders, ook het aantal resultaten wijkt af. De een krijgt bij BP 180 miljoen en de ander 139 miljoen links voorgeschoteld.

Filterbubbel
“De filterbubbel”, noemt Pariser het. Door het gepersonaliseerd filteren ontstaat een afgesloten bubbel. Oorzaak, gevolg. Personaliseren is niet los te zien van de filterbubbel.
Is wat Pariser beschrijft problematisch? Niet per se. Het verzamelen van data door bedrijven brengt ons relevante advertenties, een overzichtelijke nieuwspagina op Facebook, een goedwerkende Bol.com, ingevulde belastingaangiften, goede films op Netflix, leuke muziek op Spotify en een zoekbalk die bij het eerste woord al weet wat je zoekt en de zin afmaakt. Personaliseren brengt gemak met zich mee.
 “Iets voor jou? Gebaseerd op je eerdere aankopen.” Of: “Anderen bekeken ook.” Wie komt deze toevoegingen nou niet tegen bij aangeprezen artikelen op verkoopsites? Die ‘anderen’ zijn niet zomaar mensen, maar zijn consumenten die een vergelijkbaar digitaal profiel als jou hebben. Volledig onzichtbaar, samengesteld door internetbedrijven en gebaseerd op eerdere aankopen, postcode, vrienden en nog talloze andere variabelen. Opvallend vaak kloppen de suggesties. Het voorgestelde product is niet uit de lucht gegrepen.
Personaliseren werkt. Het maakt ons leven als consument op internet makkelijker. “Maar wat goed is voor consumenten, is niet per definitie ook goed voor burgers’’, concludeert Pariser (Pariser, 2011, p 18). “Wat ik misschien leuk vind, is misschien niet iets dat ik ook echt wil, laat staan hetgeen dat ik moet weten om een goed geïnformeerd lid van mijn gemeenschap of land te kunnen zijn.”

Rohingya
Om het meest gepersonaliseerde medium ter wereld erbij te halen, Facebook; je drukt makkelijker op de vind-ik-leuk-knop bij een vakantiefoto van een vriend dan bij een nieuwsartikel over vluchtende moslims in Myanmar. Het algoritme achter de weergave van Facebook zou ten onrechte kunnen denken dat moslims in Myanmar en de ellende die ze meemaken, je niet boeit. Dit kan betekenen dat Facebook de volgende keer als er een bericht over Rohingya-moslims voorbij komt, het voor je verborgen houdt.
Kortom, de algoritmes die beïnvloeden wat wij op internet te zien krijgen, beginnen ook onze levens te beïnvloeden. Omdat iedereen in een eigen digitale cocon leeft, verandert de manier waarop we ideeën en informatie ervaren en verwerken. Dit is wat we dankzij Pariser de informatiebubbel noemen.
 “Daarom moet je personaliseren niet te ver doorvoeren. Ten eerste vanwege de filterbubbel en ten tweede omdat lezers dat volgens mij ook niet prettig vinden’’, zegt Alexander Pleijter (persoonlijke communicatie, 18 mei 2018). Hij is een duizendpoot op het gebied van journalistiek. Zo is hij onder meer universitair docent internetjournalistiek bij de opleiding ‘journalistiek en nieuwe media’ van de Universiteit Leiden, doet hij onderzoek naar ontwikkelingen in de journalistiek en is hij coördinator van de website www.denieuwereporter.nl. “Mensen willen van veel zaken op de hoogte worden gehouden.”

Onzichtbaar
Hiermee onderscheidt Pleijter zich van Pariser. Waar Pariser vermoedt dat de filterbubbel een onzichtbaar net is dat langzaamaan iemand insluit, denkt Pleijter dat die iemand het uiteindelijk opmerkt dat de stroom informatie die hij krijgt aangereikt, minder divers en minder compleet aan het worden is. ,,Ik denk daarom dat het nooit zover komt”, zegt Pleijter. “Mensen willen dat niet.”
Hoewel Pleijter het oneens is met Pariser, is hij blij dat de Amerikaan zijn boek The Filter Bubbel heeft geschreven. “Hij schrijft hele theorieën over een belangrijk onderwerp – dat is goed. Maar bij het overgrote deel van de mensen is er gewoon geen sprake van een bubbel. Mensen gebruiken daarvoor te veel verschillende mediakanalen.”
Mensen die dat niet doen, die bijvoorbeeld een groot deel van hun informatie via Facebook krijgen, kunnen wel in een bubbel terechtkomen, denkt ook Pleijter. ,,Wat je dan krijgt, is dat mensen elkaar niet meer begrijpen. Ze krijgen allen een ander wereldbeeld. De één denkt bijvoorbeeld dat Nederland volstroomt met asielzoekers en de ander niet. Dat wil je niet. Maar ik denk oprecht dat het overgrote deel zich op veel manieren laat informeren en niet afhankelijk zijn van één medium.’’
De Nederlander betwijfelt daarom of de filterbubbel überhaupt ooit een probleem gaat worden. ,,Het is moeilijk om in de toekomst te kijken en te zien hoe media zich gaan ontwikkelen. Natuurlijk moet je de mogelijkheid openhouden dat er een bubbel ontstaat, maar ik zie het niet meteen een grote bedreiging worden. Ik ben geen doemdenker.”

Medium

De klant is koning en de koning moet in de watten worden gelegd. Sinds nieuwsgierige mensen ‘nieuwsconsumenten’ worden genoemd, moeten media, ook wel nieuwsproducenten geheten, kijken naar de klantwaarde. Zoals marketeers en economen weten, bestaan er twee even belangrijke versies van klantwaarde. De eerste gaat over de financiële waarde van een klant voor een producent over een bepaalde periode. De tweede definitie is vanuit de klant geredeneerd: wat heeft hij aan een producent. Wat is de meerwaarde van een product, is hierbij de vraag.
Hoewel de twee versies ongeveer het tegenovergestelde betekenen, zijn ze met elkaar vervlochten. Zonder definitie twee, is definitie één waardeloos. Als een klant niks in het product ziet, valt er voor de producent weinig te verdienen. Voor media in het algemeen, en dus ook voor regionale media, betekent dit dat nieuws aantrekkelijk moet worden gebracht. Diepgang, taal en onderwerpen moeten worden afgestemd op de doelgroep. De mix moet passen bij de klant.
Maar ja, bestaat er zoiets als dé doelgroep bij kranten? De meeste lezers van een krant zijn 50-plus. Volgens Nationaal Onderzoek Multimedia die dit in 2015 in ‘De stand van de media’ onderzocht is dit ongeveer 60 procent (Nationaal Onderzoek Multimedia, 2015). De helft hiervan is zelfs 65-plus. Zo’n 40 procent van de lezers is jonger dan vijftig. De helft hiervan bestaat uit jongeren en volwassenen tot en met 34 jaar.
Het moge duidelijk zijn dat het zwaartepunt bij ouderen ligt, maar betekent dit dat jongeren er niet toe doen voor kranten. Integendeel, media zijn juist bezig om hun lezersbestand te verjongen. Dat is belangrijk, want de grootste lezersgroep, de ouderen, sterft - cru gezegd - uit.

Jachtgeweer
Bij bovenstaande is de leeftijd leidend om de doelgroep te bepalen. Maar de nieuwsconsument is ook te onderscheiden op het gebied van politieke voorkeur, hobby’s, geloof, wel of geen sportliefhebber en nog tal van andere variabelen. Voor regionale kranten geldt nog iets anders: de woonplaats. Het Leidsch Dagblad wordt bijvoorbeeld in meer dan tien gemeenten uitgebracht. Boeit het iemand uit Noordwijk of er betaald parkeren wordt ingevoerd in Zoeterwoude-Rijndijk?
Een papieren krant met een door journalisten bepaalde indeling is in feite een jachtgeweer dat een schot hagel afschiet. Van de vijf artikelen op een willekeurige pagina zijn er misschien maar één of twee relevant voor een bepaalde lezer.
Het nieuws personaliseren op de website moet mogelijk zijn. Hiervoor kan worden gekozen voor algoritmes die automatisch en na verloopt van tijd de voorkeur van de lezer registeren. Een andere manier is bijvoorbeeld dat de nieuwsconsument zelf aangeeft wat hij leuk en interessant vindt om te lezen. Meer hierover in hoofdstuk 4.
Nieuws personaliseren in de papieren krant kan ook. Zo heeft het Leidsch Dagblad twee edities: Leiden en Duin- en Bollenstreek. De krant is bij in edities voor 90 procent hetzelfde. Maar het artikel over betaald parkeren in Zoeterwoude-Rijndijk kan niet in Noordwijk worden gelezen.

Relevantie
Dit lijkt handig, maar heeft een nadeel. Stel een lezer woont in Noordwijk maar werkt in Zoeterwoude-Rijndijk, dan zou diegene het op prijs stellen door zijn eigen regionale krant van het een of ander op de hoogte te worden gehouden. Ook kan iemand beroepsmatig of voor zijn plezier alles willen weten over parkeren in de regio. Dan zou het prachtige artikel over betaald parkeren in Zoeterwoude-Rijndijk door het editiestelsel hem worden ontnomen. Hoe relevant is het Leidsch Dagblad voor die Noordwijkse forens en die Noordwijkse parkeerliefhebber dan eigenlijk nog?
Wat er dus gebeurt, is dat de lezer soms niet relevante artikelen in de krant ziet staan en tegelijk wel relevante artikelen niet in zijn krant ziet staan. Tweemaal zonde.
Volgens universitair docent Alexander Pleijter (persoonlijke communicatie, 18 mei 2018) ontstaan dit soort problemen alleen wanneer er ‘niet goed wordt gepersonaliseerd’. “Je moet dus niet alleen selecteren op woonplaats”, zegt hij. Hij vindt dat lezers hun interesses en bezigheden moeten aangeven. ,,Dan komt misschien naar voren dat de plaats waar ze werken ook interessant voor ze kan zijn. Ook is het belangrijk dat de leesgegevens worden bijgehouden.” Uit die data, zo denkt Pleijter, had mogelijkerwijs gedistilleerd kunnen worden dat Zoeterwoude-Rijndijk een belangrijke locatie voor die Noordwijker is.

Geld verdienen
Zodoende zorgt een krant ervoor dat de lezer wél krijgt te lezen wat hij wil lezen. Hierdoor brengt de lezer waarschijnlijk meer tijd door op de website waardoor een medium meer geld kan verdienen. “Als je wil cashen moet je zorgen dat je mensen kan binden”, schrijft Pariser (Pariser, 2011, p 24). “In een wereld waar aandacht krijgen een schaars goed is, is de beste manier om mensen te binden content te maken die passen bij iemand interesses, behoeftes en benodigdheden. In de gangen en datacenters van Silicon Valley is het nieuwe woord van betekenis ‘relevantie’.”
Moeten kranten daarom het woord relevantie op het prikbord plakken, de papieren krant vaarwel zeggen en massaal de overstap maken naar een website die nieuws gepersonaliseerd aanbiedt? Natuurlijk niet. Een groot deel van het nieuws wordt nog steeds in de papieren versie van de krant gelezen. Ook wordt het meeste geld offline en niet online verdiend. Maar in een wereld waar elke krant inmiddels een website heeft, is het misschien het proberen waard beide (ouderwetse krant en gepersonaliseerde website) naast elkaar te hebben.

Heilige graal
“Personaliseren is niet de heilige graal”, zegt Gerben van ’t Hek (persoonlijke communicatie, 17 mei 2018). Hij is adjunct-hoofdredacteur bij Holland Media Combinatie (o.a. Noord-Hollands Dagblad, Haarlems Dagblad, Leidsch Dagblad). Hij vraagt zich of lezers wel echt vinden dat de krant niet relevant is of relevantie aan het verliezen is. Volgens hem zijn journalisten prima in staat om de juiste onderwerpen voor lezers te selecteren.
Daarnaast meent hij dat overschakelen op een gepersonaliseerd systeem veel geld en tijds kost. “Het is technische ingewikkeld. Het probleem is dat je daardoor een groot ontwikkelbudget moet hebben om het waar te maken. Bovendien, als je het doet, moet je het goed doen. Je mag niemand teleurstellen. Personalisatie moet je waar kunnen maken. Trouwens, als je filtert, moet er ook iets aan de andere kant uitkomen. Ik denk bijvoorbeeld dat de regioredactie van het Leidsch Dagblad per dag niet genoeg content maakt om te filteren. Dan zit de lezer naar een leeg scherm of gedateerde artikelen te kijken.” Hij schat dat dagelijks zo’n 25 artikelen worden geschreven over ongeveer tien gemeenten.
Om de lezer voldoende artikelen aan te beiden zou een oplossing kunnen zijn ook nationaal en internationaal nieuws in de filter mee te nemen. Maar dat ziet Van ’t Hek niet zitten. ,,Mensen komen voor regionaal nieuws naar ons. Bij ander nieuws kunnen wij ons niet onderscheiden. En in de krant staat natuurlijk wel nationaal en internationaal nieuws en op de site als je doorklikt ook – omdat mensen vaak maar één abonnement nemen willen ook een volwaardige krant zijn – maar wij moeten regionaal gewoon de beste zijn. Als online meer focus komt op nationaal en internationaal nieuws moeten we daarop gaan concurreren met de grote jongens als Algemeen Dagblad, NOS en Nu.nl. Dat zal lastig zijn en kost ook veel geld.”

Nieuwsconsument

Vanuit de krant beredeneert kan het (deels) gepersonaliseerd aanbieden van nieuws goed zijn, zo blijkt uit de vorige paragraaf. De krant vergroot zijn relevantie omdat hij artikelen kan aanbieden die de lezer echt interesseert. Fijn voor de krant én voor de lezer.
 “Ik denk dat personaliseren een techniek is om de journalistiek beter te maken, maar het lijkt me ook voor de  gebruiker beter’’, concludeert Alexander Pleijter dan ook (persoonlijke communicatie 18 mei 2018). “In het verleden, en nu ook eigenlijk vaak nog, is een regionaal dagblad een standaard product voor iedereen, terwijl de lezer voornamelijk op zoek is naar artikelen die hij interessant vindt.’’

Sportfanaat
Met personaliseren krijgt de lezer krijgt wat hij wil. Is hij een sportfanaat en wil hij op de hoogte blijven van alle voetbalwedstrijden in de regio, dan kan dat. Een druk op de knop ‘ik vind voetbal leuk’ en de krant moet hem technisch gezien die artikelen kunnen bieden. Als hij daarnaast ook de politiek-vind-ik-niet-leuk-knop indrukt, is zijn online ervaring bij de krant waarschijnlijk totaal anders dan bij een raadslid dat een hekel heeft aan voetbal. Iedereen zijn zin.
Ogenschijnlijk een goed idee, totdat je het boek The filter bubble van criticus Pariser weer induikt. De Amerikaanse professor kijkt niet naar wat leuk voor de lezer is of wat winstgevend voor de krant is. Hij duikt dieper. Hij analyseert wat de gevolgen kunnen zijn. Hij ziet de journalistiek als de vierde macht. Media zijn in zijn ogen een belangrijk instituut. Het gaat niet altijd om winst of een leuke tijd, het gaat erom dat de wereld leefbaar blijft.
Ik kan zijn denkwijze volgen. Media zijn krachtig. Media zijn het raam waar doorheen burgers de wereld zien. Dat raam wordt door journalisten in positie gebracht. Bij nieuws dat gepersonaliseerd wordt aangeboden neemt de lezer die rol op zich door zijn voorkeuren aan te geven. Er is ook een andere mogelijkheid: om het in de taal van computers te zeggen, de nulletjes en eentjes nemen die rol voor een groot deel over. In algoritmes schuilen een risico. Van een krant weet je welke bril hij op heeft. Het medium is bijvoorbeeld links of rechts georiënteerd. Dus je weet bij voorbaat wat de kleuring is van het artikel dat je gaat lezen. Van ‘nulletjes en eentjes’ weet je niet welke bril het op heeft. Je weet dus niet naar wiens wereld je zit te kijken.

Serendipiteit
Hier blijft het niet bij. Een van de sterke punten van een krant, dat vind ik als nieuwsconsument en –producent, is het brede pallet aan artikelen dat wordt voorgeschoteld. Vergelijk het met de schot hagel waar ik het eerder over had. Een of twee kogeltjes raken direct doel, maar het derde stukje lood is een spontane treffer. Dan wordt je oog naar een artikel getrokken met een onderwerp waarvan je het bestaan niet afwist. Dit wordt serendipiteit genoemd.
Ook daar vindt Pariser iets van op pagina 15 van zijn boek The filter bubble. “In de filterbubbel is weinig ruimte om nieuwe inzichten tegen te komen. […] Niet alleen de serendipiteit loopt een risico. Een wereld die is gebouwd op bekende zaken is per definitie een wereld waarin niks valt te leren.”
Een pagina verder wordt het zelfs doemdenken. De filter limiteert de mens in zijn groei. “Uiteindelijk zal de filterbubbel de mogelijkheid om je eigen leven in te richten beperken. Om de baas van je eigen leven te zijn moet je weten wat voor verschillende levensstijlen er bestaan. Wanneer je een filterbubbel binnenstapt laat je bedrijven bepalen van welke opties jij op de hoogte bent. Je denkt misschien dat je de kapitein van je eigen lot bent, maar personalisatie kan je een weg laten volgen van informatiedeterminisme waarin hetgeen waarop je klikt, bepaalt wat je in het vervolg te zien krijgt. Je kan vast komen te zitten in een steeds beperktere versie van jezelf – een oneindige neerwaartse spiraal.”






H2 Digitale verzuiling

Uit hoofdstuk 1 blijkt dat het personaliseren van nieuws door middel van het filteren van content kán leiden tot een filterbubbel. Daarom ga ik in dit hoofdstuk hierover meer de diepte in. Ik probeer te achterhalen of informatiebubbels nieuw zijn en zo niet, hoe de huidige bubbels afwijken van de oude.

Vrijwillige apartheid

De naam van dit hoofdstuk verklapt het al een beetje en iedereen die ooit heeft opgelet tijdens geschiedenislessen weet het ook: bubbels zijn geen moderne uitvinding. De afgelopen vijftig jaar heeft Nederland zich ontworsteld aan een van de grootste bubbels allertijden: de verzuiling.
Tegenwoordig wordt de verzuiling, zoals wij die in Nederland hebben meegemaakt, gezien als een vreemde relikwie uit het verleden. Bevolkingsgroepen leefden vanwege verschil in overtuigingen doelbewust langs elkaar heen. Katholieken keken bijvoorbeeld naar de KRO, stemden KVP en lazen de Volkskrant. De protestanten hadden op hun beurt hun eigen politieke partij, krant en omroep. Ook op sociaal gebied waren er kortweg twee groepen te onderscheiden: de socialistische en liberale zuil.
Hoewel de maatschappelijke vrijheid tegenwoordig groter is dan gedurende de verzuiling, is de mensheid geen eenheidsworst geworden. Er bestaan nog steeds verschillende politieke partijen, kranten en omroepen. De scheidslijnen tussen de genoemde drie lijken echter wel vager geworden. Het electoraat is dynamisch geworden en verandert constant van partij (PvdA van 38 naar 9 zetels), de Volkskrant heeft niks meer met de katholieken te maken en het is verdacht lastig geworden om een omroep te herkennen wanneer je naar een tv-programma kijkt (Boer zoekt vrouw van de KRO).

Reliegekkies
Ondanks dit alles is de mensheid niet eensgezind te noemen. Mensen die aan de onderkant van de samenleving bungelen worden ook wel op onaardige wijze ‘maatschappelijk teleurgestelden’ genoemd. Zij profiteren niet van de globalisering. Wie daar wel van profiteren, worden kosmopolieten genoemd. Dan zijn er nog hoog- en laagopgeleiden, provincialen en Randstedelingen en vinden ongelovigen gelovige mensen maar ‘reliegekkies’. Kortom, de samenleving is vijftig jaar na de verzuiling nog altijd in te delen in clusters. De ene groep leest weblogs als Geenstijl en The Post Online en volgt op Twitter Telegraaf-journalist Wierd Duk en de andere groep leest NRC Handelsblad, kijkt De Wereld Draait Door en is benieuwd naar de nieuwste klimaatfilm van Al Gore.
Het grote verschil tussen nu en vroeger is misschien wel dat tijdens de klassieke verzuiling alles werd gedaan om te voorkomen met andersdenkenden in aanraking te komen. Bij de huidige en/of toekomstige informatiebubbel is er geen inspanningsverplichting om andersdenkenden te vermijden. Om het praktisch te maken: de verzuiling is doelbewust gecreëerd om niet met ‘vreemden’ in aanraking te komen. Elke groep had zijn eigen voetbalclub, verzorgingstehuis, vakbond, partij , omroep et cetera. Er was sprake van ‘een soort vrijwillige apartheid’, zoals journalist Bas Kromhout dat ooit treffend heeft genoemd (Kromhout, 2003). De vraag is hoe vrijwillig een informatiebubbel is, wanneer iets of iemand bepaalt wat de ander te zien of te horen krijgt.

Permanent karakter
Hoewel de klassieke verzuiling eeuwenlang heeft bestaan, durf ik te zeggen dat de hedendaagse informatiebubbel een meer permanent karakter heeft. Want toen het geloof in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw minder belangrijk voor mensen werd, verdween daarmee de zuil waarin ze leefden. Maar er is geen reden om aan te nemen dat de techniek die de filterbubbel mogelijk maakt, opeens van het toneel verdwijnt.
Door sommige mensen wordt getwijfeld of de informatiebubbel waarover tegenwoordig vaak wordt gesproken überhaupt wel te vergelijken is met de verzuiling. De huidige en/of toekomstige bubbel wordt door hen afgedaan als doemscenario, maar was de klassieke verzuiling eigenlijk niet veel erger, vraagt Alexander Pleijter zich af (persoonlijke communicatie 18 mei 2018). “Ten tijde van de verzuiling was de informatievoorziening veel eenzijdiger dan nu. Mensen lazen toen bijvoorbeeld maar één krant”, legt hij uit. Pleijter durft te stellen dat het internet, en alle moderne hulpmiddelen en mogelijkheden zoals filteren en personaliseren die daarbij horen, juist een zegen is. “Door internet maken mensen gebruik van meer bronnen dan vroeger.”



H3 Wie doen het al

In dit hoofdstuk maak ik een rondje langs de velden. Zijn er al media die informatie gepersonaliseerd aan nieuwsconsument aanbieden?
Van Google, Facebook en andere sociale media is bekend dat ze hun content gepersonaliseerd aanbieden. Stopt het, bij die Amerikaanse internetgiganten. Of zijn er ook Nederlandse spelers die informatie gepersonaliseerd aan de man brengen.
Ja, die zijn er, maar niet in overvloed. Bekende grote namen in het Nederlandse medialandschap als Telegraaf, Volkskrant en Algemeen Dagblad doen weinig interessants op dit gebied. Bij de Volkskrant bijvoorbeeld is het mogelijk om als abonnee een digitale nieuwbrief te ontvangen gevuld met van te voren gekozen thema’s.

Holland Media Combinatie
Ook uitgever Holland Media Combinatie met regionale titels als Noord-Hollands Dagblad, Haarlems Dagblad en Leidsch Dagblad in de portefeuille, pioniert nauwelijks op dit gebied. “Wij personaliseren op laag niveau. Zo zagen wij op onze websites dat mensen gelijk doorklikten naar hun eigen regio. Toen dachten wij: als die handeling altijd wordt gemaakt, dan kan dat net zo goed van te voren worden geregeld. Dus wij bieden mensen de optie aan om hun regio vast te zetten”, legt Gerben van ’t Hek uit (persoonlijke communicatie, 17 mei 2018). Hij is adjunct-hoofdredacteur bij Holland Media Combinatie.
“Ook kan je een onderwerp of dossier volgen”, vervolgt hij. “Maar daar zien we nog niet heel veel interesse in van lezers. Wij hebben dat technisch ook nog niet goed voor elkaar, maar ik geloof daar echt in. Als iemand bijvoorbeeld een verhaal in ontwikkeling volgt en een melding krijgt als er vorderingen zijn, dan lijkt mij dat een mooie manier van personaliseren. Het zit in de pijplijn.”

De Correspondent
Al ziet het idee van Van ’t Hek ooit het levenslicht, dan nog komt deze vorm van filteren niet in de buurt van wat de Amerikaanse giganten al jaren doen of wat sommige Nederlandse startups aan het doen zijn. Want waar de ‘oude media’ lekker oud blijven, daar omarmen ‘nieuwe media’ allerlei nieuwe technologische ontwikkelingen en nieuwe journalistieke trends.
De Correspondent is daar een voorbeeld van. De website, ontwikkeld door onder andere Rob Wijnberg, de voormalige hoofdredacteur van Nrc.next, leunt zwaar op een persoonlijke manier van verhalen aan de man brengen. Als iemand zich aanmeldt bij het medium geeft hij aan welke onderwerpen hij interessant vindt. Als diegene al wat meer weet van De Correspondent, en bijvoorbeeld journalisten bij naam kent, kan hij besluiten een individuele journalist te volgen. Vervolgens zoekt de journalist op regelmatige basis contact met zijn lezers voor ideeën en hulp.

Blendle
Een ander interessant initiatief op digitaal gebied is Blendle. Dit Nederlandse bedrijf wil een soort van Spotify op journalistiek gebied zijn. Net zoals de Zweedse streamingdienst zelf geen muziek maakt, zo maakt Blendle geen journalistieke artikelen. Dit bedrijf verbindt maker aan gebruiker door gepersonaliseerde content aan te bieden. In feite krijgt de lezer materiaal te zien dat de potentie heeft om hem te boeien.
“Daarom bouwt Blendle aan een aanbevelingsmachine die per gebruiker precies berekent wat hij het liefst leest. Waar je woont, wat je vrienden leuk vinden, of je vaak over katten praat – tientallen factoren en duizenden berekeningen gaan bepalen welk artikel je krijgt voorgeschoteld”, schrijft journalist Catrien Spijkerman in een artikel over Blendle (Spijkerman, 2016). Personalisatie door dataverzameling in optima forma. Meer over dit interessante bedrijfsmodel in het volgende hoofdstuk.

H4 Op maat gemaakt

Er zijn vier manieren om nieuws te selecteren: journalisten maken een keuze (papieren krant), lezer geeft voorkeur aan (De Correspondent), algoritmes (Google en Facebook) en een combinatie van de vorige drie (Blendle). Alle opties hebben zo hun voor- en nadelen. In dit hoofdstuk zal ik het een en ander op een rijtje zetten.

Traditioneel

“Ik geloof in een product dat wordt samengesteld door een groep kwalitatief goede journalisten”, zegt Gerben van ´t Hek (persoonlijke communicatie, 17 mei 2018). Als adjunct-hoofdredacteur van Holland Media Combinatie komt hij op veel krantenredacties waar hij voelt en merkt dat de traditionele vorm van nieuwsselectie - journalisten bepalen wat de lezer leest – nog steeds goed werkt. Hij is van mening dat ‘zijn’ journalisten weten wat lezers graag willen lezen. Ook zijn ze in staat om voor lezers belangrijke ontwikkelingen te herkennen, uit te zoeken, op te schrijven en te selecteren. Deze traditionele vorm van selecteren is terug te zien in de papieren krant en vaak ook op de bijbehorende website. Van personalisatie is hier weinig tot niet sprake.

Voorkeur

Het als lezer zelf kunnen aangeven wat je zou willen lezen, is wel een vorm van personalisatie. Universitair docent Alexander Pleijter (persoonlijke communicatie, 18 mei 2018) gelooft hierin. Volgens hem kunnen lezers vrij aardig inschatten wat hun voorkeuren zijn. Opvallende genoeg heeft de topman van Holland Media Combinatie, Van ’t Hek, veel minder vertrouwen hierin. “Er is ten eerste altijd een groep mensen die niet wil nadenken over wat hij wel of niet leuk vindt. Die ziet liever dat het voor hem wordt gedaan. Daarnaast, zo is mijn ervaring, weten mensen vaak slecht wat ze interesseert. De gebruiker is niet goed in het aangeven van wat hij misschien later wil lezen”, zegt hij.
Het online nieuwsplatform De Correspondent is gebouwd vanuit het principe dat gebruikers aangeven wat ze willen lezen. Zij kunnen bepaalde thema’s (onderwerpen) en of journalisten volgen (die over bepaalde onderwerpen schrijven). Hierdoor krijgt de lezer op zijn homepage centraal in beeld te zien wat er over een specifiek onderwerp de afgelopen tijd is gepubliceerd. Wel is hierbij op te merken dat ook de redacteuren van De Correspondent ook nog een selectie maakt. Een zogeheten ‘verhaal van de dag’ verschijnt bijvoorbeeld bij elke lezer op de homepage.

‘Iets grappigs’
“Bij De Correspondent hebben ze overigens iets grappigs meegemaakt”, weet Pleijter. “De website gaat uit van het idee dat lezers correspondenten en bepaalde onderwerpen gaan volgen. Van dat systeem zijn ze een beetje aan het terugkomen, want in de praktijk bleken veel lezers gewoon iedereen te gaan volgen, omdat ze bang waren iets te missen.”
Dit laatste past in het straatje van Van ’t Hek. Het toont min of meer aan dat mensen niet willen selecteren (en daarom alles maar gaan volgen) en niet weten wat ze moeten selecteren (en daarom alles maar gaan volgen). “Stel iemand vindt verhaaltjes over mode helemaal niks en dan verschijnt er een artikel over hoe kleding in Zuid-Afrika wordt gemaakt, dan krijgt hij dat niet te zien, terwijl hij het misschien wel leuk zou vinden”, geeft Van ’t Hek als voorbeeld. “Als je dus gaat personaliseren dan kan je niet alleen vertrouwen op de door de lezer aangegeven voorkeuren, maar moet je gebruikmaken van algoritmes en selecterende journalisten.”

Algoritme

Ze zijn net zo geheim als het recept van Coca Cola: de algoritmes die achter de weergave van Facebook en de zoekresultaten van Google zitten. De nulletjes en de eentjes die bepalen wat relevant is, zijn het geheim van de smid.
Zo is niet bekend welke variabelen de formule van Facebook in ogenschouw neemt om tot een selectie te komen. Gebruikt het model leeftijd en woonplaats of ook aankoopgedrag en leestijd om advertenties te laten zien? Waarschijnlijk alle vier én meer. De weging van de verschillende elementen is ook onbekend. Heeft leeftijd bijvoorbeeld meer invloed op het wel of niet laten zien en een bepaalde advertentie dan de woonplaats?
Als algoritmes de nieuwsselectie bepalen, is de kans aanwezig dat de stukken die de lezer te zien krijgt, interessant voor hem zijn. Een nadeel is, zoals met name in hoofdstuk 1 is besproken, dat een door data gestuurde nieuwsvoorziening een zichzelf versterkend iets is. Dit gaat bijvoorbeeld ten koste aan de serendipiteit en versterkt de filterbubbel.
Vanuit de drie kanten waarvan ik het personaliseren van nieuws ben aangevlogen (maatschappij, medium en nieuwsconsument) heeft alleen een medium baad bij een door algoritme gestuurde nieuwsvoorziening. Het zorgt namelijk voor relevantie en relevantie zorgt ervoor dat lezers langer blijven hangen en langer blijvende lezers zorgen voor inkomsten, even kort samengevat.
De lezer zelf heeft er, naast een prettige online ervaring bij een bepaald medium, er niet zoveel aan. Een filterbubbel voorkomt dat mensen hun horizon kunnen verbreden. “Je kan vast komen te zitten in een steeds beperktere versie van jezelf – een oneindige neerwaartse spiraal”, citeerde ik uit het boek The Filter Bubble in hoofdstuk 1. Nadelig voor lezer én maatschappij.

Alles

”Je moet gebruikmaken van algoritmes en selecterende journalisten”, zegt Van ’t Hek. Ook Pleijter (die op dit gebied regelmatig van mening verschilt met Van ’t Hek) is van mening dat het personaliseren van nieuws het best door een combinatie moet worden gedaan. Naast algoritmes en selecterende journalisten stelt Pleijter voor nog een ingrediënt in de mix te gooien: laat ook lezers hun voorkeuren selecteren. Dan kan prima, volgens de universitair docent. Bovendien de ene selecterende manier de ander niet uit. Een bedrijf dat laat zien dat deze ‘drie-eenheid’ kan, is Blendle.

Data verzamelen
Hoe dat Nederlandse bedrijf dat doet? Door ontzettend veel data te verzamelen. De eerste relevante gegevens die iets over de voorkeuren van de lezer zeggen, worden verzamelend bij de registratie op de website. De gebruiker geeft aan welke onderwerpen hij interessant vindt en welke media hij al leest.
Vervolgens gaat Blendle zelf aan de slag. “Mensen hebben behoefte aan iemand die voor hen gidst en filtert. Iemand die zegt: luister, ik ken jou, dit artikel ga jij leuk vinden.”, zei medeoprichter van Blendle, Alexander Klöpping, in een artikel over zijn bedrijf (Spijkerman, 2016).
Om goed te kunnen ‘gidsen’ verzamelt Blendle de locatiegegevens van de gebruiker en kijkt het bedrijf naar zijn leesgedrag. Welk artikel klikt hij aan en hoe lang leest hij het artikel, dat soort vragen. “Blendle verzameld ontzettend veel data”, weet ook Pleijter. “Welke genre leest iemand graag, wat is de moeilijkheidsgraad van het artikel, zit er diepgang in – dat soort zaken. Al die gegevens gebruiken ze. Hun dagelijkse nieuwsbrief is dankzij die informatie afgesteld op de lezer.”

Succesvol
“Deze eerste personalisatieslag blijkt succesvol. De ‘persoonlijke’ nieuwsbrief doet het significant beter dan een standaard nieuwsbrief”, legde datawetenschapper van Blendle, Anna Schuth, uit tegen Catrien Spijkerman in een artikel over Blendle (Spijkerman, 2016).
Heel leuk, zo’n gepersonaliseerde nieuwsvoorziening als de Blendle-nieuwsbrief, maar worden al die Blendle-lezers nu niet opgezogen in hun eigen filterbubbel? Bij de digitale nieuwskiosk, zoals ze zichzelf noemen, denken ze van niet. Het bedrijf erkent het probleem dat het personaliseren van nieuws een filterbubbel in de hand kan werken, maar is ook van mening dat het bestreden kan worden. Een gedeelte van de aangeboden artikelen krijgt iedereen te zien, ongeacht persoonlijke voorkeuren. “We ondervangen dat probleem doordat iedere dag drie van de twaalf stukken must reads zijn. Die stukken staan in iedere nieuwsbrief, ongeacht de voorkeuren van de ontvanger”, zegt Schuth (Spijkerman, 2016). Daarnaast – en dit is het derde element van de drie-eenheid – selecteren journalisten die in dienst zijn van Blendle alle artikelen. “Als je heel erg van voetbal houdt, zal het niet voorkomen dat je – op de drie must reads na – alleen maar voetbalverhalen krijgt, want zoveel voetbalartikelen komen er per dag niet door de selectie.”

Regionale dagbladen

Als we de informatie van de voorgaande paragraven en hoofdstukken laten bezinken, valt er dan iets te zeggen over de rol van personaliseren bij regionale dagbladen. Is het voor een Leidsch Dagblad mogelijk om als De Correspondent, Google of Blende te werk te gaan? Of moet het Leidsch Dagblad gewoon een ‘ouderwetse’ krant blijven; veel papier, weinig selecteren en het-internet-zoekt-het-maar-uit-mentaliteit behouden?
Om met die laatste vraag te beginnen: kijk naar de afbeelding met de printoplages. Lekker ouderwets blijven, is voor regionale kranten een no-go. In zeventien jaar tijd zijn de meeste oplages gehalveerd. Hoewel bij de Holland Media Combinatie het eerste kwartaal enkele tientallen abonnementen meer bij kwamen dan eraf gingen (het woord ‘stabilisatie’ viel bij de redactievergadering), is de trend weinig hoopvol (persoonlijke communicatie, 2018).
Bron: Stimuleringsfonds voor de Journalistiek (Bakker, 2018)
Desondanks denkt Alexander Pleijter dat het internet en het gepersonaliseerd aanbieden van nieuws niet opeens op korte termijn de ommekeer gaat betekenen (persoonlijke communicatie, 2018). “Regionale kranten verdienen geld aan hun papieren versie. En daar valt natuurlijk weinig in te personaliseren. Het moet dus via de website, maar daar wordt minder geld verdiend, dus ik vraag me af of op dit moment personalisatie de redding van de regionale journalistiek zal zijn.”

Werk aan de winkel
Dit betekent volgens Pleijter niet dat uitgeverijen op hun lauweren kunnen rusten. Er is wel degelijk werk aan de winkel en ruimte voor verbetering. “Websites van regionale dagbladen zijn niet prettig om te lezen. Ik kan vaak artikelen en onderwerpen niet snel vinden. Dat vind ik echt wel een probleem – ook bij de site van het Leidsch Dagblad.” De kleine personalisaties, zoals het kunnen volgen van sommige onderwerpen en regio’s, die de titels van de Holland Media Combinatie (waar Leidsch Dagblad onder valt) wel hebben geïntegreerd, vindt Pleijter ‘een slimme zet’ en ‘een begin’.
,,Gepersonaliseerde nieuwbrieven versturen naar lezers zou nog beter zijn. De artikelen moeten wel op maat worden gesneden en de lezer moet op een persoonlijke manier worden aangeschreven. De fout die namelijk vaak wordt gemaakt, is dat de toon in de nieuwsbrief te zakelijk is waardoor mensen niet geboeid raken.”
In zo’n nieuwbrief die per e-mail wordt verstuurd, staat vaak een intro van het artikel en een link naar het verhaal op de desbetreffende site. ,,De intro in de nieuwsbrief is in veel gevallen vaak hetzelfde als die in de krant. Regel nummer één in de journalistiek is dat je in een krantartikel de lezer niet direct aanspreekt en dat moet in een nieuwsbrief juist wel. Er gaat dus wel wat werk in zo’n nieuwsbrief zitten, want naast de onderwerpen personaliseren, moeten ook de intro’s speciaal worden herschreven.’’

Kansrijk
Het personaliseren van het regionale nieuws vindt Pleijter kansrijk, maar hij ziet net als Gerben van ’t Hek, adjunct-hoofdredacteur, een complicatie opdoemen. “Een probleem is dat regionale kranten te weinig artikelen per dag maken voor een goede gepersonaliseerde online ervaring. Ik zie dus een soort Blendle voor me, met een gepersonaliseerde nieuwsbrief die niet elke dag maar wekelijks naar lezers wordt gestuurd. Dan heb je voldoende content. Ik denk dat er best mensen zijn die een keer per week regionaal nieuws willen lezen.”
Pleijter vervolgt: “Het is ook gelijk een alternatief voor mensen die een abonnement op een papieren krant niet zien zitten, maar eigenlijk wel op de hoogte willen zijn over wat er in hun directe omgeving gebeurt. Die nieuwsbrief kan daarvoor een oplossing zijn.” Volgens Pleijter kan dit zelfs een extra inkomstenbron voor kranten betekenen. “De wekelijkse nieuwsbrief kan je tegen een lager tarief dan het standaard abonnement online aanbieden.” Een aanvullend onderzoek over het kannibaliserende effect hiervan, kan geen kwaad.





H4 Conclusie

Journalisten maken een keuze, lezer geeft zijn voorkeur aan, algoritmes bepalen de nieuwsweergave en al het voorgaande gecombineerd, ofwel de ‘drie-eenheid’. De verschillende opties zijn in dit document verkend en de voor- en nadelen hebben de revue gepasseerd. Alles overziend, moeten regionale kranten nieuws op de website gepersonaliseerd aanbieden?
Om tot mijn antwoord op de hoofdvraag van dit onderzoek te komen, zal ik eerst vertellen over het pad dat ik heb bewandeld om een goed gefundeerde mening te vormen over dit onderwerp. Ik kan verklappen dat de Roy die aan het onderzoek begon, anders denkt over het gepersonaliseerd aanbieden van nieuws dan de Roy die deze conclusie schrijft.

Wat heb ik geleerd?
Wat ik onder meer heb geleerd gedurende mijn onderzoek, is dat er tamelijk veel manieren bestaan om nieuws gepersonaliseerd aan te bieden. Vooraf dacht ik meteen aan Google, Facebook en algoritmes. Ik zag doembeelden van personen en volksstammen die in hun eigen bubbel leven. Dit idee werd mede gevoed door het onderzoek van de Volkskrant (Inleiding) waarbij mensen van Facebookprofiel ruilden en zich zorgen maakten over het wereldbeeld van de ander. Ze maakten zich tegelijk geen zorgen over de wijze waarop de verschillende wereldbeelden tot stand waren gekomen: algoritmes. Dankzij Eli Pariser (met name Hoofdstuk 1) voelde ik me helemaal gesterkt in het idee dat het gepersonaliseerd aanbieden van nieuws een slecht idee is.
Het boek van Pariser, The Filter Bubble, heeft mij blijvend veranderd. Ook al heeft Alexander Pleijter (in onder meer Hoofdstuk 1) mij een ander beeld voorgeschoteld, ik maak me ernstig zorgen over de filterbubbel. Pariser oordeelt keihard over de hedendaagse technische mogelijkheden. En hoewel ik positief ben ingesteld, tomeloze vertrouwen heb in het menselijke kunnen en elke oudere generatie (val ik daar met mijn 29 ook onder?) altijd wel iets heeft te zeiken over iets nieuws, deel ik de zorgen van de Amerikaanse professor.

De Dagelijkse Ik
Het fictionele digitale dagblad De Dagelijkse Ik is niet voor niets de titel van dit document. Het dagblad zou het antwoord kunnen zijn op de onderzoeksvraag. “Ja, biedt het regionale nieuws gepersonaliseerd aan. Het liefst door middel van algoritmes.” De Dagelijkse Ik is geen spiegel die je laat reflecteren, De Dagelijkse Ik is een spiegel die bevestigt wat je ziet. Een spiegel die laat zien dat wat je vindt en doet prima is, een spiegel die niet laat zien dat het ook anders kan. De Dagelijkse Ik als het Droste-effect; je keert oneindig, maar in steeds kleinere vorm terug. Of zoals het eerder in dit rapport aangehaalde citaat van Pariser: “Je kan [door personalisering] vast komen te zitten in een steeds beperktere versie van jezelf – een oneindige neerwaartse spiraal.” Gitzwart, noem ik dit toekomstbeeld.
Waar bij Pariser het woord ‘dystopie’ hoort, daar hoort bij Pleijter ‘utopie’. Het verschil van mening tussen de twee heren is echter niet alleen te verklaren uit het wel of niet hebben van een optimistisch karakter. Pariser heeft zijn filterbubbel toegepast op de gehele maatschappij. Het gitzwarte beeld dat hij schetst is het antwoord op de vraag: wat als alles gepersonaliseerd is?
Pleijters gedachtegoed en bijdrage aan mijn onderzoek zijn anders. De universitair docent aan de Universiteit van Leiden is meer praktisch ingesteld en richt zich met name op de toekomst van de journalistiek. Hij vraagt zich af: hoe overleven media de digitalisering? Of: hoe ziet de journalistiek er over tien jaar uit? En ook: hoe blijft een medium relevant voor zijn lezers? Zijn antwoorden kunnen niet hetzelfde zijn als die van Pariser. En dat zijn ze dus ook niet. Pleijter bracht lucht in mijn onderzoek waar Pariser mij benauwde.

Verschillende rollen
Ik zal, zo voel ik bij mezelf, afhankelijk van mijn rol verschillend oordelen. Als persoon die aan de zijlijn staat en kijkt naar de journalistiek zeg ik: stop met personaliseren. De maatschappelijke risico’s en gevolgen zijn te groot (Hoofdstuk 1). Het wordt een drama. Als journalist zou ik denk ik ongeveer hetzelfde vinden. Zoals het nu gaat - ik schrijf stukjes voor een papieren krant - gaat het lekker. Mensen lezen mijn artikelen omdat het hen wordt voorgeschoteld en ze er niet slechter van worden. Prima.
Als uitgever en/of eigenaar van een krant, zou ik weleens een andere mening kunnen hebben (Hoofdstuk 1). Zeker als blijkt dat het de enige manier is om de krant in leven te houden (hoofdstuk 4 laatste paragraaf). Dat je moet personaliseren voor lijfsbehoud. En als je dat niet doet er een prachtige titel uit het medialandschap verdwijnt (bijvoorbeeld Leidsch Dagblad), tientallen journalisten op straat komen te staan, lezers hun dagelijkse pleziertje kwijt zijn en, dit zou helemaal niet te verkroppen zijn, iemand anders het gat vult. Een concurrent gaat in jouw gebied precies doen, wat jij niet wilde doen. Wat schiet je daar mee op?
Dan kan je een prachtige ethische afweging hebben gemaakt, je daardoor moreel misschien ook wel verheven boven de rest voelen, maar uiteindelijk de wereld er niet beter door hebben gemaakt.

Hypocriet
Ik weet niet of dat hypocriet is, misschien wel, ik oordeel hard over de filterbubbel, ik zie het gevaar, maar als uitgever en/of eigenaar zou ik het waarschijnlijk toch toepassen. Dat is precies wat bijvoorbeeld Shell doet. Het bedrijf weet al tientallen jaren dat hun product een vernietigende werking heeft op het welzijn van de planeet, maar toch verkopen ze het. Ik zou dat hypocriet noemen, dus dan ben ik het eigenlijk ook.
Daarnaast hecht ik meer waarde aan de mening en visie van de uitgever, want die heeft meer belangen te dienen. Een uitgever kijkt naar wat goed is voor zijn werknemers en klant. Een journalist kijkt naar zijn eigen beperkte werkzaamheden en de lezer houdt in de gate of dat zijn informatiebehoefte in voldoende mate wordt bevredigd. De uitgever dient een groter belang, zo gezegd.

Warpsnelheid
Bovendien heb ik vertrouwen in het menselijk vernuft. Dat we net op tijd iets uitvinden waardoor de soep toch niet zo heet wordt gegeten als hij wordt opgediend. Dat over tien jaar, om Shell er weer even bij te pakken, CO2 op grote schaal kan worden afgevangen. Of dat het oliebedrijf een techniek ontdekt, die je normaal gesproken alleen in Hollywood ziet, waarmee we oneindig veel energie kunnen produceren, of iets dergelijks. Misschien is de werkwijze van Blendle wel de ‘dilithiumreactor’ waarmee de journalistiek met ‘warpsnelheid’ klaar kan worden gemaakt voor de toekomst. Sorry voor de flauwe Star Trek-grap (en ik kijk die serie niet eens).
Blendle is tamelijk jong. Het bedrijf stamt uit 2014 en groeit snel, ook in de Verenigde Staten. Het moet nog blijken of de digitale kiosk de heilige graal is. De werkwijze van Blendle – dat ik de drie-eenheid heb genoemd – heeft in ieder geval potentie (Hoofdstuk 4). Mij bevalt de combinatie van de drie opties: journalisten maken een keuze, lezer geeft zijn voorkeur aan en algoritmes bepalen mede de nieuwsweergave.

Moeten regionale kranten nieuws op de website gepersonaliseerd aanbieden?

Ja, echter ga ik met dit antwoord niet de originaliteitsprijs winnen, ben ik bang. Op termijn, wanneer internet een substantieel deel van de inkomsten vormt, komen regionale dagbladen er niet onderuit, is mijn mening.
Het relaas van Pleijter (hoofdstuk 4) kan ik goed volgen. Het antwoord op de onderzoeksvraag is ‘ja’ en na de komma zou deze zin van Pleijter moeten volgen: “Ik zie een soort Blendle voor me, met een gepersonaliseerde nieuwsbrief die niet elke dag, maar wekelijks naar lezers wordt gestuurd.” De weergave van de website van de krant moet vervolgens op een soortgelijke manier worden aangepakt.
Ik heb er geloof in dat regionale dagbladen dit kunnen. Het vergt investeringen en een andere aanpak. Het doet mij zeer om te zeggen dat op termijn dan misschien ook wel afscheid moet worden genomen van de papieren krant. Wil een regionaal dagblad relevant blijven voor zijn lezers, dan moet hij zijn lezers relevante stukken voorschotelen.
Ik ben daarnaast van mening dat door de drie-eenheid de filterbubbel (voor een groot deel) kan worden ondervangen. Bovendien, wanneer alle informatiebronnen gepersonaliseerd worden aangeboden en iedereen in een filterbubbel leeft, is niet het Leidsch Dagblad hetgeen waarover een maatschappelijke discussie moet worden gevoerd. Een gepersonaliseerde Leidsch Dagblad is een teken aan de wand, maar kan nooit hét probleem zijn.


  

Bronvermelding


Internet
Horling, B. (2009, 4 december). Personalized search for everyone
Geraadpleegd op 9 november 2017, van
https://googleblog.blogspot.nl/2009/12/personalized-search-for-everyone.html
Spijkerman, C. (2016, 13 december). Zo berekent Blendle wat jij wil lezen
Geraadpleegd op 17 mei 2018, van
http://nieuwejournalistiek.nl/startup-blendle/2016/12/13/zo-berekent-blendle-wat-jij-wil-lezen/
Bakker, P. (2018, 13 april). De stand de nieuwsmedia
Geraadpleegd op 19 mei 2018, van https://www.svdj.nl/de-stand-van-de-nieuwsmedia/oplage-regionale-kranten-mediahuis/
Van der Velden, L., en Bouma, K. (2017, 11 maart). Dit is wat er gebeurt als mensen ruilen van Facebookaccount
Geraadpleegd op 15 januari 2018, van https://www.volkskrant.nl/cultuur-media/dit-is-wat-er-gebeurt-als-mensen-ruilen-van-facebookaccount~bab33678/

Rapporten
Nationaal Onderzoek Multimedia (2015). De stand van de media. Amsterdam

Boeken
Pariser, E. (2011). The filter bubble. New York: Penguin Books*
Martijn, M. en Tokmetzis, D. Je hebt wel iets te verbergen. Zutphen: Koninklijke Wöhrmann

*Citaten zijn door auteur Roy Hazenoot van het Engels naar het Nederlands vertaald

Persoonlijke communicatie
Redactievergadering Leidsch Dagblad.
Gehouden in april 2018
Van ’t Hek, G.
Gesproken op 17 mei 2018
Pleijter, A.
Gesproken op 18 mei 2018

Tijdschriften
Kromhout, B (2003). ‘Verzuiling is geen recept dat je overal en altijd kunt toepassen’. Historisch Nieuwsblad, 2003(9)